Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2021/1059 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten
Artikel 39 Personeelskosten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2021
- Bronpublicatie:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Inwerkingtreding
01-07-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2021, PbEU 2021, L 231 (uitgifte: 30-06-2021, regelingnummer: 2021/1059)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Financiering
Milieurecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Personeelskosten omvatten de bruto arbeidskosten van het personeel van de Interreg-partner in een van de volgende vormen van dienstverband:
- a)
voltijds;
- b)
deeltijds met een vast percentage werktijd per maand;
- c)
deeltijds met een flexibel percentage werktijd per maand, of
- d)
op uurbasis.
2.
Personeelskosten zijn beperkt tot:
- a)
salarisbetalingen met betrekking tot de activiteiten die de entiteit niet zou ondernemen indien de betrokken concrete actie niet zou worden uitgevoerd, welke zijn vastgelegd in tewerkstellingsdocument, hetzij in de vorm van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van werk of een aanstellingsbesluit, of bij wet, en welke verband houden met de in de functiebeschrijving van het betrokken personeelslid vermelde verantwoordelijkheden;
- b)
andere kosten die direct verband houden met de salarisbetalingen door de werkgever, zoals belastingen en socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van pensioenpremies, die vallen onder Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1), op voorwaarde dat die kosten:
- i)
zijn vastgelegd in een arbeidsdocument of bij wet;
- ii)
in overeenstemming zijn met de wetgeving waarnaar in het arbeidsdocument wordt verwezen, en met de normale praktijk in het land waar en/of de organisatie waarbij het individuele personeelslid feitelijk werkt, en
- iii)
niet door de werkgever kunnen worden teruggevorderd.
Wat punt a) van de eerste alinea betreft, kunnen betalingen aan natuurlijke personen die voor de Interreg-partner werken op grond van een andersoortig contract dan een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van werk gelijkgesteld worden aan salarisbetalingen, en worden dergelijke andersoortige contracten als arbeidsdocument beschouwd.
3.
Personeelskosten kunnen worden vergoed:
- a)
overeenkomstig artikel 53, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/1060, gestaafd door arbeidsdocument en salarisafrekeningen;
- b)
met vereenvoudigde kostenopties bedoeld in artikel 53, lid 1, punten b) tot en met f), van Verordening (EU) 2021/1060;
- c)
als een vast percentage van maximaal 20 % van de andere directe kosten dan de directe personeelskosten van die concrete actie, zonder verplichting voor de lidstaat om te berekenen welk percentage van toepassing is, of
- d)
als een uurtarief overeenkomstig artikel 55, leden 2 tot en met 4, van Verordening (EU) 2021/1060, hetzij voor directe personeelskosten van personen die voltijds aan de concrete actie werken, hetzij voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken op grond van lid 4, punt b), van dit artikel.
4.
Personeelskosten voor personen die deeltijds aan de concrete actie werken, worden berekend als:
- a)
een vast percentage van de bruto arbeidskosten overeenkomstig artikel 55, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060, of
- b)
een flexibel aandeel in de bruto arbeidskosten overeenkomstig een aantal aan de concrete actie bestede uren dat per maand varieert, op basis van een werktijdregistratiesysteem dat 100 % van de arbeidstijd van de werknemer bestrijkt.
5.
Voor personeelsleden die overeenkomstig lid 1, punt d), in dienst zijn, wordt het uurtarief vermenigvuldigd met het aantal feitelijk aan de concrete actie bestede uren, op basis van een arbeidstijdregistratiesysteem.
Voetnoten
Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB L 166 van 30.4.2004, blz. 1).