Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 09-08-2002
- Bronpublicatie:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/56/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/56/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Richtlijn van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (2) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Codificatie van genoemde richtlijn is nodig om een duidelijke en rationeel geordende tekst te verkrijgen.
- (2)
De voortbrenging van aardappelen neemt een belangrijke plaats in de landbouw van de Gemeenschap in.
- (3)
De bevredigende resultaten van de aardappelteelt hangen grotendeels van het gebruik van geschikte pootaardappelen af.
- (4)
De productiviteit van pootaardappelen in de Gemeenschap zal stijgen indien de lidstaten eenvormige en zo streng mogelijke regels toepassen bij de keuze van de tot de handel toegelaten rassen, met name met het oog op de gezondheidstoestand ervan. Derhalve is bij Richtlijn 2002/53/EG van de Raad (4) een gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen vastgesteld.
- (5)
Er dient voor de Gemeenschap een eenvormige keuringsregeling te worden opgesteld die berust op ervaringen opgedaan bij het toepassen van de regelingen van de lidstaten en van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa. In het kader van de consolidatie van de interne markt dient de communautaire regeling van toepassing te zijn op de productie met het oog op het in de handel brengen en op het in de handel brengen in de Gemeenschap, met uitsluiting van de mogelijkheid voor de lidstaten om hiervan eenzijdig af te wijken, mogelijkheid waardoor het vrije verkeer van zaaizaad en pootgoed in de Gemeenschap zou kunnen worden verhinderd.
- (6)
Pootaardappelen mogen in het algemeen slechts in de handel worden gebracht indien zij volgens de keuringsregeling officieel zijn onderzocht en goedgekeurd als basispootgoed of gecertificeerd pootgoed. De keuze van de technische termen ‘basispootgoed’ en ‘gecertificeerd pootgoed’ berust op een reeds bestaande internationale terminologie. Onder bepaalde voorwaarden moeten kwekerspootgoed van generaties die aan het basispootgoed voorafgaan en niet-bewerkt pootgoed in de handel kunnen worden gebracht.
- (7)
De lidstaten mogen de categorieën pootaardappelen indelen in klassen waarvoor verschillende eisen gelden. Er dient in te worden voorzien dat communautaire klassen en de daarvoor geldende eisen kunnen worden vastgesteld volgens een versnelde procedure. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben te besluiten in hoeverre zij deze klassen toepassen op hun eigen productie.
- (8)
In verband met de ontwikkeling van nieuwe vermeerderingstechnieken dient te worden voorzien in een communautaire procedure voor het vaststellen van specifieke regels die gelden voor het in de handel brengen van pootaardappelen die zijn gekweekt met technieken waarbij microvermeerdering wordt toegepast.
- (9)
De communautaire bepalingen dienen dientengevolge niet van toepasing[lees: toepassing] te zijn op pootaardappelen waarvan is aangetoond dat zij bestemd zijn voor uitvoer naar derde landen.
- (10)
Teneinde naast de genetische waarde en de gezondheidstoestand de uitwendige hoedanigheden van de pootaardappel in de Gemeenschap te verhogen, moeten toleranties worden vastgesteld ten aanzien van onzuiverheden, bepaalde gebreken en ziekten van pootaardappelen.
- (11)
Aan de lidstaten kan machtiging worden verleend om, voor het op hun grondgebied of op een deel daarvan in de handel brengen van pootaardappelen, tegen bepaalde virussen die in deze gebieden niet voorkomen of die voor de teelt in deze gebieden bijzonder nadelig kunnen zijn, strengere maatregelen te nemen dan die welke zijn vastgesteld in bijlage I bij de richtlijn. Het is dientengevolge dienstig gebleken de werkingssfeer van deze bepaling uit te breiden tot andere schadelijke organismen dan virussen.
- (12)
Ter vastlegging van de identiteit van pootaardappelen moeten communautaire bepalingen worden vastgesteld betreffende de verpakking, de sluiting en de aanduiding. De etiketten moeten hiertoe de voor de uitoefening van het officiële toezicht alsmede voor de voorlichting van de gebruiker noodzakelijke gegevens vermelden en moeten het communautaire karakter van de goedkeuring tot uitdrukking brengen.
- (13)
Er dienen regels te worden vastgesteld die betrekking hebben op het in de handel brengen van chemisch behandelde pootaardappelen en van voor biologische teelt geschikte pootaardappelen evenals regels betreffende de instandhouding van plantaardige genetische bronnen van pootaardappelen met het oog op de instandhouding, door gebruik in situ, van rassen die met genetische erosie worden bedreigd.
- (14)
Afwijkingen moeten onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan, zonder aan het bepaalde in artikel 14 van het Verdrag afbreuk te doen. De lidstaten die van die afwijkingen gebruikmaken, moeten elkaar voor de controle wederzijdse administratieve bijstand verlenen.
- (15)
De lidstaten moeten passende controlemaatregelen vaststellen teneinde te waarborgen dat bij het in de handel brengen is voldaan aan de voorwaarden betreffende de kwaliteit van de pootaardappelen en aan de bepalingen betreffende de waarborging van de identiteit.
- (16)
De pootaardappelen die aan deze voorwaarden voldoen, mogen slechts worden onderworpen aan de in de communautaire bepalingen opgenomen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen, onverminderd de toepassing van artikel 30 van het Verdrag, afgezien van de gevallen waarin de communautaire bepalingen toleranties bevatten ten aanzien van ziekten, schadelijke organismen en dragers van dergelijke organismen.
- (17)
Er dient te worden bepaald dat pootaardappelen die zijn geoogst in derde landen, in de Gemeenschap slechts in de handel mogen worden gebracht, indien zij dezelfde waarborgen bieden als in de Gemeenschap officieel goedgekeurde pootaardappelen die beantwoorden aan de communautaire bepalingen.
- (18)
Voor perioden waarin de voorziening met goedgekeurde pootaardappelen van verschillende categoriën op moeilijkheden stuit, dienen tijdelijk pootaardappelen te worden toegelaten waarvoor minder strenge eisen gelden, alsmede pootaardappelen van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst, noch in een nationale rassenlijst voorkomen.
- (19)
Het verdient aanbeveling, teneinde te waarborgen dat de in de lidstaten goedgekeurde pootaardappelen aan de gestelde eisen voldoen en in de toekomst over mogelijkheden te beschikken voor een vergelijking tussen dit pootgoed en het uit derde landen afkomstige pootgoed, in de lidstaten communautaire vergelijkingsproeven vast te leggen voor een jaarlijkse nacontrole van het goedgekeurde pootgoed van verschillende categorieën. De lidstaten moeten gemachtigd worden voor alle rassen of voor bepaalde rassen het in de handel brengen van pootaardappelen uit de andere lidstaten te verbieden, voorzover het vergelijkend onderzoek gedurende verschillende jaren geen bevredigende resultaten heeft opgeleverd.
- (20)
Het is gewenst dat tijdelijke experimenten kunnen worden opgezet om betere alternatieven voor sommige bepalingen van de onderhavige richtlijn te vinden.
- (21)
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (5).
- (22)
Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten wat de omzettingstermijnen van de in bijlage IV, deel B, genoemde richtlijnen betreft,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
Advies uitgebracht op 9 april 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
PB 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/742/EG van de Commissie (PB L 297 van 18.11.1999, blz. 39).
Zie bijlage IV, deel A.
Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.