Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2002/56/EG betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 09-01-2024
- Bronpublicatie:
08-01-2024, PbEU L 2024, 2024/202 (uitgifte: 09-01-2024, regelingnummer: 2024/202)
- Inwerkingtreding
09-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-01-2024, PbEU L 2024, 2024/202 (uitgifte: 09-01-2024, regelingnummer: 2024/202)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vast of het in een derde land geoogste pootgoed dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan basispootgoed of gecertificeerd pootgoed dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.
2.
Totdat de Raad zich overeenkomstig lid 1 heeft uitgesproken, mogen de lidstaten zelf de in dat lid bedoelde vaststellingen verrichten. Dit recht vervalt op 1 juli 1975.
3.
De lidstaten worden gemachtigd de geldigheidsduur van de vaststellingen die zij overeenkomstig lid 2 hebben verricht, te verlengen tot en met 31 maart 2031, met dien verstande dat daartoe strekkende besluiten slechts mogen worden gebruikt in overeenstemming met de verplichtingen die voor de lidstaten voortvloeien uit de bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1) vastgestelde gemeenschappelijke regels op fytosanitair gebied.
De in de eerste alinea genoemde termijn kan volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure voor derde landen worden verlengd, indien en zolang niet de nodige informatie beschikbaar is voor een vaststelling overeenkomstig lid 1.
4.
De leden 1 en 2 vinden eveneens toepassing op iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking moet doen treden teneinde aan de bepalingen van deze richtlijn te voldoen.
Voetnoten
PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/28/EG van de Commissie (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 23).