Einde inhoudsopgave
Tijdelijk crisiskader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de economie na de Russische agressie tegen Oekraïne
2.6 Steun om de industriële productieprocessen middels elektrificatie en/of het gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan bepaalde voorwaarden voldoet te decarboniseren, en voor energie-efficiëntiemaatregelen
Geldend
Geldend vanaf 09-11-2022
- Bronpublicatie:
09-11-2022, PbEU 2022, C 426 (uitgifte: 09-11-2022, regelingnummer: 2022/C 426/01)
- Inwerkingtreding
09-11-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-2022, PbEU 2022, C 426 (uitgifte: 09-11-2022, regelingnummer: 2022/C 426/01)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Staatssteun (V)
Energierecht / Algemeen
(72)
Naast de bestaande beschikbare maatregelen overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, maakt staatssteun ter bevordering van investeringen in de decarbonisatie van industriële activiteiten, met name door middel van elektrificatie en technologieën die gebruikmaken van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan de voorwaarden van punt 73, h), voldoet, en in energie-efficiëntiemaatregelen in de industrie, deel uit van een passende, noodzakelijke en gerichte oplossing om de afhankelijkheid van ingevoerde fossiele brandstoffen te verminderen in de context van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. In het licht van de dringende behoefte aan een sneller proces voor een vlotte implementatie van dergelijke investeringen zijn bepaalde vereenvoudigingen gerechtvaardigd.
(73)
Steun voor investeringen die leiden tot i) een substantiële vermindering van broeikasgasemissies uit industriële activiteiten die momenteel fossiele brandstoffen gebruiken als energiebron of grondstof, of ii) een substantiële vermindering van het energieverbruik in industriële activiteiten en procedés, wordt door de Commissie als verenigbaar met de interne markt beschouwd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt c), VWEU, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a.
de steun wordt toegekend op grond van een regeling met een geraamd budget;
- b.
het maximale individuele steunbedrag dat per onderneming kan worden toegekend, mag in beginsel niet meer zijn dan 10 % van het totale budget dat voor een regeling beschikbaar is. Met een door de lidstaat aan de Commissie te verstrekken passende motivering kan de Commissie regelingen aanvaarden die individuele steunbedragen toekennen van meer dan 10 % van het totale budget dat voor die regeling beschikbaar is;
- c.
de steun wordt toegekend in de vorm van rechtstreekse subsidies, terugbetaalbare voorschotten, leningen, garanties of belastingvoordelen;
- d.
met de investering (1) moet de begunstigde in staat zijn een of beide van de volgende activiteiten te verrichten:
- (i)
de rechtstreekse broeikasgasemissies van zijn industriële installatie die momenteel fossiele brandstoffen gebruikt als energiebron of grondstof, met minstens 40 % verminderen ten opzichte van de toestand voorafgaand aan de steun, door middel van elektrificatie van de productieprocessen, of gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan de voorwaarden van punt 73, h), hieronder voldoet, ter vervanging van fossiele brandstoffen; met het oog op de verificatie van de vermindering van de broeikasgasemissies moeten ook de huidige emissies uit de verbranding van biomassa in aanmerking worden genomen (2);
- (ii)
het energieverbruik in industriële installaties met betrekking tot de gesteunde activiteiten met minstens 20 % verminderen ten opzichte van de toestand voorafgaand aan de steun (3);
- e.
met betrekking tot investeringen in activiteiten die onder het emissiehandelssysteem vallen, leidt de steun tot een vermindering in broeikasgasemissies van de installatie van de begunstigde tot onder de toepasselijke benchmarks voor kosteloze toewijzing zoals bepaald in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie (4);
- f.
de steun mag niet worden gebruikt om een stijging van de algehele productiecapaciteit van de begunstigde te financieren;
- g.
indien de steun is toegekend voor een industriële decarboniseringsinvestering waarvoor hernieuwbare waterstof wordt gebruikt, moet de lidstaat waarborgen dat de waterstof wordt geproduceerd uit hernieuwbare energiebronnen overeenkomstig de methoden voor hernieuwbare vloeibare en gasvormige transportbrandstoffen van niet-biologische oorsprong in Richtlijn (EU) 2018/2001;
- h.
de steun kan ook worden toegekend voor een industriële decarboniseringsinvestering waarvoor waterstof wordt gebruikt die wordt geproduceerd uit elektriciteit in een van de volgende gevallen:
- (i)
de waterstof wordt uitsluitend geproduceerd tijdens uren waarin de marginale elektriciteitsproductie-eenheid in de biedzone waar de elektrolyse-installatie is gevestigd, tijdens onbalansverrekeningsperioden waarin de elektriciteit is verbruikt, een fossielvrije elektriciteitscentrale is. Waterstof die wordt geproduceerd tijdens uren waarin de marginale elektriciteitsproductie-eenheid in de biedzone waar de elektrolyse-installatie is gevestigd, tijdens onbalansverrekeningsperioden waarin de elektriciteit is verbruikt, een installatie voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit is, en die al als hernieuwbare waterstof in de zin van punt 73 g) is geteld, mag conform deze afdeling niet voor een tweede keer worden geteld;
- (ii)
ofwel wordt waterstof geproduceerd uit elektriciteit die van het elektriciteitsnet wordt afgenomen, en de elektrolyse-installatie produceert waterstof voor een aantal uren dat gelijk is aan of kleiner is dan het aantal uur waarin de marginale prijs van elektriciteit in de biedzone was bepaald door installaties die fossielvrije elektriciteit produceren; waterstof die wordt geproduceerd voor een aantal uren dat gelijk is aan of lager is dan het aantal uren waarin de marginale elektriciteitsprijs in de biedzone is vastgesteld door installaties die hernieuwbare elektriciteit produceren en die al als hernieuwbare waterstof in de zin van punt 73, g) is geteld, kan niet voor een tweede keer conform deze afdeling worden meegeteld;
- (iii)
ofwel moet de lidstaat waarborgen dat de waterstof op basis van elektriciteit over de levenscyclus broeikasgasemissiereducties behaalt van ten minste 70 % in vergelijking met een fossiele referentiebrandstof van 94g CO2eq/MJ en dat die van fossielvrije bronnen afkomstig is. De methode om aan elektriciteit toegekende broeikasgasemissies te berekenen, mag niet leiden tot een hoger verbruik van fossiele brandstoffen conform de REPowerEU-doelstellingen. Uitsluitend het deel van de geproduceerde waterstof dat overeenkomt met het gemiddelde aandeel elektriciteit van fossielvrije elektriciteitscentrales, in het land van productie, gemeten twee jaar vóór het jaar in kwestie, kan voor de toepassing van deze afdeling worden gebruikt; Het aandeel waterstof dat overeenkomstig dit punt wordt geproduceerd en dat overeenkomt met het gemiddelde aandeel elektriciteit uit installaties voor de opwekking van hernieuwbare elektriciteit in het land van productie, gemeten twee jaar vóór het jaar in kwestie, kan niet voor een tweede keer conform deze afdeling worden meegeteld voor zover dat aandeel al als hernieuwbare waterstof in de zin van punt 73, g) is meegeteld;
- i.
de steun wordt uiterlijk 31 december 2023 toegekend en is afhankelijk van de voorwaarde dat de door de investering gefinancierde installatie of apparatuur binnen 30 maanden na de datum van toekenning of binnen 36 maanden na de datum van toekenning voor investeringen inzake het gebruik van hernieuwbare waterstof en waterstof op basis van elektriciteit die aan de voorwaarden van punt 73, h), voldoet, voltooid is en operationeel is. Indien de uiterste termijn voor voltooiing en inbedrijfstelling niet wordt gehaald, moet na de eerste drie maanden vertraging 5 % per maand van de toegekende steun worden terugbetaald of in mindering worden gebracht, oplopend naar 10 % per maand na de zesde maand, tenzij de vertraging het gevolg is van factoren buiten de controle van de begunstigde van de steun en redelijkerwijs niet voorzienbaar was op het moment van toekenning van de steun (5). Indien de uiterste termijn voor voltooiing en inbedrijfstelling in acht is genomen, mag de steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten in subsidies worden omgezet; anders moet het terugbetaalbare voorschot binnen vijf jaar na de datum waarop de steun is toegekend, in gelijke jaarlijkse delen worden terugbetaald;
- j.
steun kan worden toegekend voor investeringen waarvoor de werkzaamheden vanaf 20 juli 2022 zijn begonnen; voor projecten die vóór 20 juli 2022 zijn begonnen, kan steun worden toegekend indien dat nodig is om de reikwijdte van de investering aanzienlijk te versnellen of te verbreden. In dergelijke gevallen komen alleen de bijkomende kosten met betrekking tot die versnelling of verbreding in aanmerking voor steun;
- k.
de steun mag niet worden toegekend om louter aan de toepasselijke Unienormen (6) te voldoen;
- l.
de steun moet de begunstigde ertoe aanzetten om een investering te doen die hij zonder die steun niet, beperkt of anders zou doen. Gezien de uitzonderlijke economische uitdagingen waaraan ondernemingen door de huidige crisis het hoofd moeten bieden, geldt volgens de Commissie over het algemeen dat begunstigden zonder de steun hun activiteiten onveranderd zouden voortzetten, mits de onveranderde voortzetting van hun activiteiten geen inbreuk op het Unierecht zou vormen;
- m.
de in aanmerking komende kosten zijn het verschil tussen de kosten van het gesteunde project en de kostenbesparingen of extra omzet ten opzichte van de toestand zonder steun, gedurende de looptijd van de investering;
- n.
de steunintensiteit mag nooit meer dan 40 % van de in aanmerking komende kosten bedragen. De steunintensiteit kan met 10 procentpunten worden verhoogd voor steun aan middelgrote ondernemingen en met 20 % voor steun aan kleine ondernemingen. De steunintensiteit kan ook met 15 procentpunten worden verhoogd voor investeringen die leiden tot een verlaging van de rechtstreekse broeikasgasemissies met ten minste 55 % of van het energieverbruik met ten minste 25 % ten opzichte van de toestand van vóór de investering (7);
- o.
als alternatief voor de vereisten van punten 73, m) en 73, n) kan de investering worden toegekend middels een openbare aanbesteding die open, duidelijk, transparant en niet-discriminatoir is, op basis van objectieve criteria die van te voren zijn vastgesteld en die het risico van strategische inschrijvingen minimaliseren. Ten minste 70 % van alle selectiecriteria om de inschrijvingen te rangschikken, moet zijn vastgesteld in de vorm van steun per eenheid milieubescherming of steun per eenheid energie (zoals EUR per ton CO2-reductie of EUR per eenheid bespaarde energie). Het budget van de biedprocedure moet een bindende beperking zijn, omdat kan worden verwacht dat niet alle bieders steun zullen krijgen;
- p.
de regeling moet zo zijn ontworpen dat uitzonderlijke meevallers kunnen worden aangepakt, onder meer in tijden van extreem hoge elektriciteits- of aardgasprijzen, door een tevoren bepaald terugvorderingsmechanisme in te voeren;
- q.
steun op grond van deze afdeling mag niet worden gecombineerd met andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten.
Voetnoten
Steun voor investeringen ter vermindering van rechtstreekse broeikasgasemissies of van het energieverbruik, inclusief tot onder de drempelwaarden van punt 73, h), hoeft niet te worden aangemeld, mits aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening is voldaan.
De vermindering in rechtstreekse broeikasgasemissies moet worden gemeten op basis van de gemiddelde rechtstreekse broeikasgasemissies over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddelde emissie op jaarbasis).
De vermindering in energieverbruik moet worden gemeten op basis van het energieverbruik over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddeld verbruik op jaarbasis).
Uitvoeringsverordening (EU) 2021/447 van de Commissie van 12 maart 2021 tot vaststelling van herziene benchmarkwaarden voor de kosteloze toewijzing van emissierechten voor de periode van 2021 tot en met 2025 overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 87 van 15.3.2021, blz. 29).
Deze factoren omvatten bijvoorbeeld een verplichte quarantaine van de bevolking vanwege een pandemie, of verstoringen van de leveringsketen van de benodigde apparatuur voor de projecten. Vertragingen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor het project, vallen hier echter niet onder.
Als bepaald in punt 19(89) van de mededeling van de Commissie — Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (PB C 80 van 18.2.2022, blz. 1).
De vermindering in rechtstreekse broeikasgasemissies of energieverbruik moet worden gemeten op basis van de gemiddelde rechtstreekse broeikasgasemissies of het gemiddelde energieverbruik over de vijf jaar voorafgaand aan de steunaanvraag (gemiddelde emissie/energieverbruik op jaarbasis).