Einde inhoudsopgave
Regeling dierlijke producten
Artikel 2.41 Bepaling vet- en eiwitgehalte
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2014, Stcrt. 2014, 35166 (uitgifte: 29-12-2014, regelingnummer: WJZ/14139630)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
1.
Indien een ontvanger van boerderijmelk een melkveehouder uitbetaalt op basis van het vetgehalte of het eiwitgehalte, wordt dit gehalte per leverantie bepaald.
2.
Monsters boerderijmelk die bestemd zijn voor de bepaling van vetgehalte of eiwitgehalte worden, in afwijking van artikel 2.39, onderdelen h en j, bewaard bij ten minste 0,0 °C en ten hoogste 8,0 °C en worden binnen 96 uur na de monsterneming in onderzoek genomen.
3.
De bepaling van het vetgehalte geschiedt overeenkomstig referentiemethode NEN-EN-ISO 1211:2010 of een andere gevalideerde methode waarmee geen wezenlijke afwijkingen worden verkregen van de uitslagen overeenkomstig die referentiemethode.
4.
De bepaling van het eiwitgehalte geschiedt overeenkomstig referentiemethode NEN-EN-ISO 8968-1:2014 of een andere gevalideerde methode waarmee geen wezenlijke afwijkingen worden verkregen van de uitslagen overeenkomstig die referentiemethode.
5.
Per kalendermaand neemt Stichting COKZ ten minste twee series monsters voor de uitvoering van heronderzoek naar het vetgehalte en het eiwitgehalte. Per serie worden zes willekeurig gekozen monsters onderzocht.
6.
Het gemiddelde verschil en de standaardafwijking bedragen per serie als bedoeld in het vijfde lid voor het door de ontvanger van boerderijmelk bepaalde vetgehalte elk ten hoogste 0,04 procentpunt ten opzichte van de resultaten van door Stichting COKZ uitgevoerd heronderzoek.
7.
Het gemiddelde verschil en de standaardafwijking bedragen per serie als bedoeld in het vijfde lid voor het door de ontvanger van boerderijmelk bepaalde eiwitgehalte elk ten hoogste 0,045 procentpunt ten opzichte van de resultaten van door Stichting COKZ uitgevoerd heronderzoek.
8.
Het door de ontvanger van boerderijmelk bepaalde vetgehalte of eiwitgehalte verschilt over een periode van een jaar gemiddeld ten hoogste 0,01 procentpunt van de resultaten van door Stichting COKZ uitgevoerd heronderzoek.