Einde inhoudsopgave
Leidraad meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies
3.6 Boete
Geldend
Geldend vanaf 29-04-2023
- Bronpublicatie:
14-04-2023, Stcrt. 2023, 11790 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: 2023-6233)
- Inwerkingtreding
29-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-04-2023, Stcrt. 2023, 11790 (uitgifte: 28-04-2023, regelingnummer: 2023-6233)
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Artikel 11, tweede lid, WIB bepaalt dat sprake is van een vergrijp als het aan opzet of grove schuld van de intermediair respectievelijk de relevante belastingplichtige is te wijten dat een constructie niet, niet tijdig, niet volledig of niet juist wordt gemeld en dat dit vergrijp kan worden bestraft met een bestuurlijke boete van ten hoogste het bedrag van de zesde categorie (met ingang van 1 januari 2022: € 900.000). Deze bepaling geldt ook voor het niet-nakomen van de verplichting van de intermediair die zich op het wettelijke fiscale verschoningsrecht beroept om andere betrokken intermediairs of, bij gebreke daarvan, de relevante belastingplichtige onverwijld in kennis te stellen van hun, onderscheidenlijk zijn, verplichtingen.
In paragraaf 28f van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst is invulling gegeven aan artikel 11, tweede lid, WIB voor wat betreft de hoogte van de boete. Hierbij zijn de voorschriften over straftoemeting (paragraaf 6, 7 en 8), van toepassing. Tot slot wordt in dit kader opgemerkt dat een pleitbaar standpunt of enige andere strafuitsluitende omstandigheid aan boeteoplegging in de weg staat.