Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1024/2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen
Artikel 18 Administratieve sancties
Geldend
Geldend vanaf 03-11-2013
- Bronpublicatie:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Inwerkingtreding
03-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1024/2013)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Met het oog op de uitoefening van de haar bij deze verordening opgedragen taken kan de ECB, indien kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk plegen op een krachtens relevante rechtstreeks toepasselijke handelingen van het Unierecht geldend voorschrift waarvoor administratieve geldelijke sancties aan de bevoegde autoriteiten beschikbaar gesteld moeten worden krachtens het toepasselijke Unierecht, administratieve geldelijke sancties opleggen van maximaal tweemaal het bedrag van de als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen ingeval deze kunnen worden bepaald, of maximaal 10 % van de totale jaaromzet, als bepaald in het toepasselijke Unierecht, van een rechtspersoon in het voorgaande boekjaar, of andere geldelijke sancties waarin het toepasselijke Unierecht voorziet.
2.
Indien de rechtspersoon een dochteronderneming van een moederonderneming is, is de in lid 1 bedoelde totale jaaromzet de totale jaaromzet die blijkt uit de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming in het voorgaande boekjaar.
3.
De opgelegde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Bij de vaststelling of al dan niet een sanctie moet worden opgelegd en bij het bepalen van de passende sanctie handelt de ECB overeenkomstig artikel 9, lid 2.
4.
Naar gelang van het geval past de ECB dit artikel toe overeenkomstig de in artikel 4, lid 3, eerste alinea van deze verordening, vermelde handelingen, met inbegrip van de in Verordening (EG) nr. 2532/98 vervatte procedures.
5.
In andere dan de in lid 1 van dit artikel, bedoelde gevallen kan de ECB, als dit voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken noodzakelijk is, voorschrijven dat de nationale bevoegde autoriteiten een procedure inleiden om ervoor te zorgen dat passende sancties worden opgelegd overeenkomstig de in artikel 4, lid 3, eerste alinea, vermelde handelingen en elke relevante nationale wetgeving op grond waarvan specifieke bevoegdheden worden verleend die thans overeenkomstig het Unierecht niet zijn vereist. De door de nationale bevoegde autoriteiten opgelegde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
De eerste alinea van dit lid geldt met name voor geldelijke sancties die aan kredietinstellingen, financiële holdings of gemengde financiële holdings moeten worden opgelegd voor inbreuken op nationale wetgeving ter omzetting van de toepasselijke richtlijnen, en voor administratieve sancties of maatregelen die moeten worden opgelegd aan leden van de raad van bestuur of andere personen die krachtens het nationale recht verantwoordelijk zijn voor een inbreuk door een kredietinstelling, een financiële holding of een gemengde financiële holding.
6.
De ECB maakt elke in lid 1 bedoelde sanctie bekend in de gevallen en volgens de voorwaarden van het toepasselijke Unierecht.
7.
Onverminderd de leden 1 tot en met 6 kan de ECB, voor de uitvoering van de haar bij deze verordening opgedragen taken, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2532/98 van de Raad sancties opleggen wanneer een inbreuk op verordeningen of besluiten van de ECB wordt gepleegd.