Einde inhoudsopgave
Algemeen militair ambtenarenreglement
Artikel 39 Ontslaggronden
Geldend
Geldend vanaf 24-11-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2017
- Bronpublicatie:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-11-2018, terugwerkend tot: 01-01-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 430 (uitgifte: 23-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Aan de militair kan ontslag op aanvraag worden verleend, indien hij daartoe aan het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag schriftelijk de wens te kennen geeft. Indien de ontslagaanvraag wordt ingediend tijdens de proeftijd vindt artikel 12m, onder b, c of d, van de Militaire ambtenarenwet 1931, geen toepassing.
2.
Aan de militair kan verder uitsluitend ontslag worden verleend:
- a.
wegens leeftijdsontslag op de datum gelegen vijf jaar vóórdat de militair de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;
- b.
wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd;
- c.
wanneer zijn diensten door het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag niet langer nodig worden geoordeeld, nadat hij ingevolge artikel 8 van de Uitkeringswet gewezen militairen weder is aangesteld;
- d.
wegens overtolligheid indien er voor hem geen functie beschikbaar is, onverminderd het bepaalde in artikel 42;
- e.
wanneer hij, bij ontslag uit een ambt, voor het bekleden waarvan hij op non-activiteit was gesteld:
- 1°
het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag niet doet blijken van zijn verlangen om in werkelijke dienst te worden gehandhaafd; dan wel
- 2°
ofschoon hij dat verlangen te kennen heeft gegeven, naar verwachting niet binnen twee jaren bij het krijgsmachtdeel waartoe hij behoort, of indien dat niet mogelijk is bij een ander krijgsmachtdeel, kan worden geplaatst;
- f.
ter zake van blijvende ongeschiktheid voor het vervullen van de dienst uit hoofde van een ziekte of een gebrek;
- g.
ter zake van het bereiken of overschrijden van de leeftijd van vijftig jaar, wanneer hij naar het oordeel van het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag — in verband met zijn leeftijd voor het vervullen van de dienst niet meer ten volle geschikt is;
- h.
wegens ontheffing van de initiële opleiding tot het volgen waarvan hij bij zijn aanstelling is aangewezen, om reden dat hij niet voldoet aan de bij die opleiding gestelde eisen;
- i.
voor soldaten en korporaals wegens het niet kunnen worden bevorderd op basis van een besluit als bedoeld in artikel 29a, derde lid, respectievelijk 29b, derde lid, uiterlijk twee jaar na dat besluit dan wel voor onderofficieren en officieren wegens het niet kunnen doorstromen naar fase drie op basis van een besluit als bedoeld in artikel 31 vierde lid onder c, uiterlijk drie jaar na dat besluit;
- j.
wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de vervulling van zijn functie of voor de vervulling van functies binnen de groepen van functies, waarvoor hij is bestemd, wat de ongeschiktheid betreft, voor zover het bepaalde onder f of g niet toepasselijk is; een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 43;
- k.
wegens verregaande nalatigheid in de vervulling van zijn plichten;
- l.
wegens wangedrag in de dienst, dan wel buiten de dienst voor zover dit gedrag schadelijk is of kan zijn voor zijn dienstvervulling of niet in overeenstemming is met het aanzien van zijn ambt;
- m.
wegens een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan en is gewezen in verband met een feit van zodanige aard, dat, mede gelet op het algemeen gedrag van de militair, diens ontslag in het belang van de dienst noodzakelijk is;
- n.
ter zake van misleiding bij zijn indiensttreding indien blijkt dat hij bij zijn aanmelding onjuiste gegevens heeft verstrekt of omstandigheden heeft verzwegen en de juiste gegevens of de verzwegen omstandigheden de aanstelling zouden hebben belet, tenzij de militair aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
3.
Aan de militair die behoort tot het reserve-personeel kan voorts ontslag worden verleend ter zake van een aanstelling in een betrekking, die krachtens enig wettelijk voorschrift onverenigbaar is met de militaire dienst.
4.
Aan de militair die is aangesteld bij het reserve-personeel op grond van zijn burgerlijke betrekking kan voorts nog ontslag worden verleend ter zake van beëindiging van die burgerlijke betrekking.
5.
Aan de militair die behoort tot het reservepersoneel kan voorts nog ontslag worden verleend indien het op grond van artikel 38 bevoegde gezag handhaving van die dienstverhouding niet langer nodig oordeelt.
6
a.
Aan de militair behorend tot het beroepspersoneel die de rang van commandeur, brigade-generaal of commodore bekleedt, of die een hogere rang bekleedt, kan voorts ontslag worden verleend.
- 1°
op voordracht van Onze minister-president en Onze Minister, wanneer het belang van de dienst dit noodzakelijk maakt;
- 2°
op andere gronden;
b.
In deze gevallen wordt bij koninklijk besluit — in het geval bedoeld onder a, ten eerste, op de gezamenlijke voordracht van Onze minister-president en van Onze Minister — een regeling getroffen waarbij aan de betrokkene een uitkering wordt toegekend welke met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten. Die regeling zal in geen geval nadeliger mogen zijn dan die volgens welke de uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen zou zijn toegekend, waarop de betrokken militair aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hem, in plaats van vorenbedoeld ontslag, op grond van het tweede lid onder a, ontslag zou zijn verleend.
7.
Aan de militair voor wie na de aanstelling een proeftijd geldt, kan tijdens die proeftijd ontslag worden verleend zonder toepassing van één van de in het tweede lid genoemde ontslaggronden.
8.
Wanneer een ontslag op aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend in verband met het aanvaarden van een betrekking op de civiele arbeidsmarkt binnen drie maanden voor het bereiken van het moment van ontslag, genoemd in artikel 39, tweede lid, onder i, wordt dit ontslag aangemerkt als een ontslag op grond van het tweede lid, onder i.