Uitkeringswet gewezen militairen
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 11-11-1966. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1966
- Redactionele toelichting
Deze wet treedt tegelijk in werking met de Algemene militaire pensioenwet (06-10-1966, Stb. 445).
- Bronpublicatie:
06-10-1966, Stb. 1966, 451 (uitgifte: 10-11-1966, kamerstukken: 8199 )
- Inwerkingtreding
11-11-1966, terugwerkend tot: 01-01-1966
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-10-1966, Stb. 1966, 451 (uitgifte: 10-11-1966, kamerstukken: 8199 )
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Bijzondere onderwerpen arbeidsrecht
1.
Wij behouden Ons voor een gewezen militair, die de leeftijd van 60 jaar nog niet heeft bereikt, in tijd van oorlog, voor zover nodig, op te roepen om, na daartoe geschikt te zijn bevonden, bij zijn oorspronkelijke korps, wapen, dienstvak of dienstgroep te worden aangesteld in de laatstelijk door hem beklede rang of stand en klasse ten einde als militair werkelijke dienst te verrichten. Een verleende titulaire rang blijft daarbij behouden.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder tijd van oorlog begrepen de tijd, waarin oorlogsgevaar aanwezig is, alsmede de tijd, waarin andere buitengewone omstandigheden aanwezig zijn en dienstplichtigen, die niet in werkelijke dienst zijn, door Ons buitengewoon in werkelijke dienst zijn geroepen en buitengewoon in werkelijke dienst worden gehouden.
3.
Over de tijd, gedurende welke de gewezen militair zich door zonder geldige reden, ter beoordeling van Onze minister, niet te voldoen aan een oproeping als bedoeld in het eerste lid, heeft onttrokken aan te verrichten werkelijke dienst als in dat lid bedoeld, bestaan geen aanspraken voortvloeiende uit het in artikel 2 omschreven recht.
4.
Dit artikel is niet van toepassing op hem, die als geestelijke verzorger in de krijgsmacht werkzaam is geweest.