Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/943 betreffende de interne markt voor elektriciteit
Artikel 64 Derogaties
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1747 (uitgifte: 26-06-2024, regelingnummer: 2024/1747)
- Inwerkingtreding
16-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1747 (uitgifte: 26-06-2024, regelingnummer: 2024/1747)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
EU-recht / Marktintegratie
Energierecht / Distributie
1.
De lidstaten kunnen verzoeken om derogaties van de relevante bepalingen van de artikelen 3 en 6, artikel 7, lid 1, artikel 8, leden 1 en 4, de artikelen 9, 10 en 11, de artikelen 14 tot en met 17, de artikelen 19 tot en met 27, de artikelen 35 tot en met 47 en artikel 51 in de volgende gevallen:
- a)
de lidstaat kan aantonen dat er aanzienlijke problemen zijn voor het functioneren van kleinschalig geïsoleerde systemen en kleinschalig verbonden systemen;
- b)
voor ultraperifere regio's in de zin van artikel 349 VWEU die om voor de hand liggende fysieke redenen niet kunnen worden geïnterconnecteerd met de energiemarkt van de Unie.
In de onder a) van de eerste alinea bedoelde situatie wordt de derogatie beperkt in de tijd en is zij onderworpen aan voorwaarden die beogen de mededinging en de integratie in de interne markt voor elektriciteit te verbeteren.
In de onder b) van de eerste alinea bedoelde situatie is de derogatie niet beperkt in de tijd.
Indien een derogatie wordt verleend, stelt de Commissie de lidstaten daarvan in kennis alvorens het besluit te nemen, en beschermt zij daarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
Een krachtens dit artikel verleende derogatie moet garanderen dat zij geen belemmering vormt voor de transitie naar hernieuwbare energie, meer flexibiliteit, energieopslag, elektromobiliteit en vraagrespons.
In haar besluit waarbij zij een derogatie verleent, licht de Commissie toe in hoeverre in de derogatie rekening moet worden gehouden met de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren.
2.
De artikelen 3, 5 en 6, artikel 7, lid 1, artikel 7, lid 2, onder c) en g), de artikelen 8 tot en met 17, artikel 18, leden 5 en 6, de artikelen 19 en 20, artikel 21, leden 1, 2 en 4 tot en met 8, artikel 22, lid 1, artikel 22, lid 2, onder b) en c), artikel 22, lid 2, laatste alinea, de artikelen 23 tot en met 27, artikel 34, leden 1, 2 en 3, de artikelen 35 tot en met 47, artikel 48, lid 2, en de artikelen 49 en 51 zijn niet van toepassing op Cyprus totdat zijn transmissiesysteem via interconnecties is aangesloten op de transmissiesystemen van andere lidstaten.
Indien het transmissiesysteem van Cyprus op 1 januari 2026 niet via interconnecties aangesloten is op de transmissiesystemen van andere lidstaten, beoordeelt Cyprus of het nodig is van die bepalingen af te wijken, en kan het de Commissie verzoeken om de derogatie te verlengen. De Commissie beoordeelt of de toepassing van de bepalingen naar verwachting aanzienlijke problemen zal veroorzaken voor het functioneren van het elektriciteitssysteem in Cyprus, dan wel voordelen zal opleveren voor het functioneren van de markt. Op basis van die beoordeling komt de Commissie met een gemotiveerd besluit over een volledige of gedeeltelijke verlenging van de derogatie. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2 bis.
In afwijking van artikel 6, leden 9, 10 en 11, mogen Estland, Letland en Litouwen financiële contracten voor balanceringscapaciteit sluiten tot vijf jaar vóór de aanvang van de levering van deze capaciteit. De looptijd van dergelijke contracten bedraagt ten hoogste acht jaar nadat Estland, Letland en Litouwen tot de synchrone zone van continentaal Europa zijn toegetreden.
De regulerende instanties van Estland, Letland en Litouwen kunnen hun transmissiesysteembeheerders toestaan zonder volumebeperkingen zoneoverschrijdende capaciteit toe te wijzen volgens een marktgebaseerde procedure zoals vastgelegd in artikel 41 van Verordening (EU) 2017/2195, tot zes maanden na de dag waarop de gezamenlijk geoptimaliseerde toewijzingsprocedure volledig ten uitvoer is gelegd en operationeel is overeenkomstig artikel 38, lid 3, van die verordening.
2 ter.
In afwijking van artikel 22, lid 4, punt b), kunnen de lidstaten verzoeken dat productiecapaciteit die vóór 4 juli 2019 met commerciële productie is begonnen en die meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh elektriciteit en meer dan 350 kg CO2 afkomstig uit fossiele brandstoffen per jaar per geïnstalleerde kWe uitstoot, mits aan de artikelen 107 en 108 VWEU wordt voldaan, bij wijze van uitzondering wordt vastgelegd of betalingen of verbintenissen ontvangt voor toekomstige betalingen na 1 juli 2025 in het kader van een capaciteitsmechanisme dat vóór 4 juli 2019 door de Commissie is goedgekeurd.
2 quater.
De Commissie beoordeelt het effect van het in lid 2 ter bedoelde verzoek op broeikasgasemissies. De Commissie kan de afwijking toestaan na beoordeling van het in lid 2 quinquies bedoelde verslag, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de lidstaat heeft, op of na 4 juli 2019, een concurrerende biedprocedure uitgevoerd op grond van artikel 22 met een leveringsperiode na 1 juli 2025 met als doel de deelname van capaciteitsaanbieders die voldoen aan de vereisten van artikel 22, lid 4, te maximaliseren;
- b)
de hoeveelheid capaciteit die in het kader van de in punt a) van deze alinea bedoelde concurrerende biedprocedure wordt aangeboden, is niet toereikend om het overeenkomstig artikel 20, lid 1, vastgestelde zorgpunt in verband met de toereikendheid aan te pakken voor de leveringsperiode waarop die biedprocedure betrekking heeft;
- c)
de productiecapaciteit die meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh elektriciteit uitstoot, wordt vastgelegd of ontvangt betalingen of verbintenissen voor toekomstige betalingen voor een periode van ten hoogste één jaar en voor een leveringsperiode die de duur van de afwijking niet overschrijdt, en wordt aangekocht door middel van een aanvullende aankoopprocedure die voldoet aan alle vereisten van artikel 22, met uitzondering van die van lid 4, punt b), van dat artikel en alleen voor de hoeveelheid capaciteit die nodig is om het in punt b) van deze alinea bedoelde zorgpunt in verband met de toereikendheid op te lossen.
De afwijking uit hoofde van dit lid kan worden toegepast tot en met 31 december 2028, mits gedurende de volledige duur van de afwijking aan de daarin gestelde voorwaarden wordt voldaan.
2 quinquies.
Het in lid 2 ter bedoelde verzoek om afwijking gaat vergezeld van een verslag van de lidstaat met daarin:
- a)
een beoordeling van het effect van de afwijking wat broeikasgasemissies betreft en op de transitie naar hernieuwbare energie, meer flexibiliteit, energieopslag, elektromobiliteit en vraagrespons;
- b)
een plan met mijlpalen om de deelname van de in lid 2 ter bedoelde opwekkingscapaciteit aan capaciteitsmechanismen tussen nu en de vervaldatum van de afwijking af te bouwen, met inbegrip van een plan om voor het totale aandeel van hernieuwbare energie de nodige vervangingscapaciteit aan te kopen in overeenstemming met het indicatieve nationale traject en een beoordeling van de investeringsbelemmeringen die het gebrek aan voldoende biedingen in de in lid 2 quater, eerste alinea, punt a), bedoelde concurrerende biedprocedure veroorzaken.;
3.
Deze verordening laat de verlening van derogaties uit hoofde van artikel 66 van Richtlijn (EU) 2019/944 onverlet.
4.
Met betrekking tot het halen van het interconnectiestreefcijfer voor 2030, als bepaald in Verordening (EU) 2018/1999, wordt naar behoren rekening gehouden met de elektriciteitsverbinding tussen Malta en Italië.