Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/943 betreffende de interne markt voor elektriciteit
Artikel 22 Beginselen inzake de opzet van capaciteitsmechanismen
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2024
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1747 (uitgifte: 26-06-2024, regelingnummer: 2024/1747)
- Inwerkingtreding
16-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1747 (uitgifte: 26-06-2024, regelingnummer: 2024/1747)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Europees energierecht
EU-recht / Marktintegratie
Energierecht / Distributie
1.
Capaciteitsmechanismen:
- a)
Vervallen.
- b)
leiden niet tot onnodige marktverstoringen en beperken de zone-overschrijdende handel niet;
- c)
gaan niet verder dan wat nodig is om de in artikel 20 bedoelde zorgpunten met betrekking tot de toereikendheid aan te pakken;
- d)
selecteren capaciteitsaanbieders via een transparante, niet-discriminerende en concurrerende procedure;
- e)
bieden stimulansen voor capaciteitsaanbieders om op momenten waarop systeemstress verwacht wordt beschikbaar te blijven;
- f)
waarborgen dat de vergoeding wordt bepaald via de concurrerende procedure;
- g)
bepalen de technische voorwaarden voor de deelname van capaciteitsaanbieders voordat de selectieprocedure van start gaat;
- h)
staan open voor deelname van alle hulpbronnen die de vereiste technische prestaties kunnen verstrekken, met inbegrip van energieopslag en vraagzijdebeheer;
- i)
leggen passende sancties op aan capaciteitsaanbieders die niet beschikbaar zijn in tijden van systeemstress.
2.
De opzet van strategische reserves voldoet aan de volgende vereisten:
- a)
wanneer een capaciteitsmechanisme is opgezet als een strategische reserve, kan dispatching van de middelen ervan in de strategische reserve slechts plaatsvinden wanneer de transmissiesysteembeheerders naar verwachting al hun balanceringsmiddelen moeten inzetten om een evenwicht tussen vraag en aanbod tot stand te brengen;
- b)
tijdens onbalansvereffeningsperiodes waarin dispatching van de middelen in de strategische reserve heeft plaatsgevonden, moeten onbalansen op de markt worden vereffend tegen ten minste de waarde van de verloren belasting of een waarde boven de intraday-technische prijslimieten als bedoeld in artikel 10, lid 1, als deze hoger is;
- c)
de output van de strategische reserve na de dispatching moet door het onbalansvereffeningsmechanisme worden toegewezen aan de balanceringsverantwoordelijken;
- d)
voor de middelen die deelnemen in de strategische reserve, mag geen vergoeding worden ontvangen van de groothandelsmarkten voor elektriciteit of van de balanceringsmarkten;
- e)
de middelen in de strategische reserve moeten buiten de markt worden gehouden voor minstens de duur van de contractperiode.
Het onder a) van de eerste alinea bedoelde voorschrift staat er niet aan in de weg dat middelen worden geactiveerd alvorens de werkelijke dispatching plaatsvindt, zulks met het oog op de opvoeringsbeperkingen en exploitatie-vereisten van de middelen. De output van de strategische reserve tijdens activering wordt niet toegeschreven aan balanceringsgroepen via groothandelsmarkten en verandert hun onevenwichtigheden niet.
3.
Naast de voorschriften van lid 1, geldt voor capaciteitsmechanismen, afgezien van strategische reserves:
- a)
dat zij zo dienen te worden opgezet dat verzekerd wordt dat de prijs die voor het beschikbaar houden wordt betaald, automatisch naar nul tendeert wanneer de omvang van het aangeboden vermogen naar verwachting afdoende is om te voldoen aan de omvang van de vraag naar vermogen;
- b)
dat zij de participerende middelen alleen dienen te vergoeden naargelang hun beschikbaarheid, en dienen te verzekeren dat deze vergoeding geen gevolgen heeft voor de beslissing van de capaciteitsaanbieder om al dan niet elektriciteit op te wekken;
- c)
dat zij dienen te waarborgen dat capaciteitsverplichtingen overgedragen kunnen worden tussen in aanmerking komende capaciteitsaanbieders.
4.
In capaciteitsmechanismen worden de volgende voorschriften opgenomen met betrekking tot CO2-emissiegrenswaarden:
- a)
uiterlijk op 4 juli 2019 wordt productiecapaciteit waarvan de commerciële productie werd opgestart op of na die datum en met emissies van meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom niet vastgelegd en worden geen betalingen of toezeggingen ontvangen voor toekomstige betalingen in het kader van een capaciteitsmechanisme;
- b)
uiterlijk op 1 juli 2025 wordt productiecapaciteit waarvan de commerciële productie werd opgestart vóór 4 juli 2019 en met emissies van meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom en met een jaarlijks gemiddelde van meer dan 350 kg CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per geïnstalleerde kW, wordt niet vastgelegd en worden geen betalingen of toezeggingen ontvangen voor toekomstige betalingen in het kader van een capaciteitsmechanisme.
De emissiegrenswaarde van 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom en de limiet van een jaarlijks gemiddelde van 350 kg CO2 per geïnstalleerde kW als bedoeld onder a) en b) van de eerste alinea, worden berekend op basis van de efficiëntie van het ontwerp van de productie-eenheid, namelijk het nettorendement bij nominaal vermogen in de relevante normen die zijn vastgelegd door de Internationale Organisatie voor normalisatie.
Uiterlijk op 5 januari 2020 publiceert het Agentschap een advies met technische richtsnoeren met betrekking tot de berekening van de in de eerste alinea bedoelde waarden.
5.
Lidstaten die op 4 juli 2019 capaciteitsmechanismen toepassen, passen hun mechanismen aan om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de vereisten van hoofdstuk 4, onverminderd verplichtingen of overeenkomsten die uiterlijk op 31 december 2019 zijn gesloten.