Wet op de consignatie van gelden
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1998
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht komt met betrekking tot lid 2 niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
04-12-1997, Stb. 1997, 580 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25464)
- Inwerkingtreding
01-01-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-1997, Stb. 1997, 581 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Personen- en familierecht / Algemeen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de consignatie worden aan Onze Minister de bescheiden overgelegd of toegezonden waaruit blijkt op grond van welk wettelijk voorschrift, besluit, beschikking of beslissing, de consignatie plaatsvindt. Blijkt niet wie de rechthebbende op de gelden is dan verzoekt Onze Minister aan degene die de consignatie verlangt om aanvullende gegevens. Kunnen deze niet worden overgelegd of toegezonden dan vermeldt Onze Minister de reden daarvan in het bewijs van consignatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
2.
Onze Minister vervaardigt een afschrift van elk der bescheiden, bedoeld in het vorige lid, en waarmerkt elk afschrift.
3.
Ingeval de consignatie door een gemachtigde geschiedt, wordt tevens de akte van volmacht overgelegd of toegezonden.