Wet op de consignatie van gelden
Artikel 13
Geldend
Geldend vanaf 31-12-1980
- Bronpublicatie:
27-08-1980, Stb. 1980, 473 (uitgifte: 23-09-1980, kamerstukken: 13618 )
- Inwerkingtreding
31-12-1980
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-1980, Stb. 1980, 473 (uitgifte: 23-09-1980, kamerstukken: 13618 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Personen- en familierecht / Algemeen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Gelden welke zijn geconsigneerd voor het tijdstip van het in werking treden van deze wet dragen rente overeenkomstig de Wet van 11 juli 1908 (Stb. 226). De rente wordt uitbetaald bij de in artikel 9, eerste lid, bedoelde uitkering.
2.
Over gelden waarover ingevolge de Wet van 11 juli 1908 (Stb. 226) geen rente was verschuldigd, wordt na het in werking treden van deze wet rente berekend op de voet van artikel 9, met dien verstande dat de rente begint te lopen met ingang van de eerste dag van de maand welke volgt op de dag van die inwerkingtreding.