Wet op de consignatie van gelden
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Personen- en familierecht / Algemeen
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
De rechtsvordering tot uitkering van geconsigneerde gelden verjaart door verloop van twintig jaren na de consignatie.
2.
Na de verjaring van de rechtsvordering tot uitkering van geconsigneerde gelden, worden deze onder 's Rijks middelen verantwoord.
3.
Onze Minister deelt overeenkomstig door hem nader te stellen regelen in het jaar, voorafgaande aan dat van de verjaring, in de Staatscourant mede voor welke gelden de rechtsvordering tot uitkering in het jaar, volgende op die mededeling, verjaart. Ten aanzien van consignaties van gelden ten belope van minder dan € 45,38 vindt geen mededeling plaats. Dit bedrag kan door Onze Minister worden bijgesteld, indien de ontwikkeling van prijsindexcijfers hem daartoe aanleiding geeft.