Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
3.7.2 Duidelijk negatieve effecten
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
118
De Commissie onderscheidt een aantal omstandigheden waarin de negatieve effecten van de steun duidelijk opwegen tegen eventuele positieve effecten, zodat de steun niet met de interne markt verenigbaar kan worden verklaard.
119
De Commissie stelt maximale steunintensiteiten vast. Deze vormen een basisvoorwaarde voor verenigbaarheid, met als doel te beletten dat staatssteun wordt gebruikt voor projecten waar de verhouding tussen steunbedrag en in aanmerking komende kosten als zeer hoog — en zeer waarschijnlijk als verstorend — wordt beschouwd. Algemeen genomen zal het plafond voor de steunintensiteit des te hoger zijn naarmate de positieve effecten die van het gesteunde project mogen worden verwacht, hoger zijn en de verwachte behoefte aan steun hoger is.
120
Voor scenario 1-zaken (investeringsbesluiten) waar het scheppen van capaciteit door het project plaatsvindt op een markt die in absolute cijfers structureel krimpend is, beschouwt de Commissie dit als een negatief effect dat weinig kans maakt door positieve effecten te worden gecompenseerd.
121
In scenario 2-zaken (vestigingsbesluiten), waar de investering, zonder de steun, was gevestigd in een regio met een hogere of dezelfde regionalesteunintensiteit als de doelregio, zal dit een negatief effect zijn dat waarschijnlijk niet kan worden gecompenseerd door positieve effecten omdat dit ingaat tegen de redenen waarom precies regionale steun wordt verleend (1).
122
Wanneer de begunstigde dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een ander gebied binnen de EER sluit en die activiteit naar het doelgebied verplaatst en, indien er een oorzakelijk verband tussen de steun en de verplaatsing van activiteiten bestaat, zal een en ander een negatief effect zijn dat hoogst waarschijnlijk niet door positieve elementen kan worden gecompenseerd.
123
Wanneer de Commissie aangemelde maatregelen beoordeelt, zal zij om alle nodige informatie verzoeken, om te kunnen vaststellen of de staatssteun op bestaande locaties binnen de EER tot een substantieel verlies aan banen zou leiden.
Voetnoten
Voor de toepassing van deze bepaling zal de Commissie gebruikmaken van het standaardsteunplafond dat geldt voor steungebieden onder c) die grenzen aan steungebieden onder a), ongeacht de verhoogde steunintensiteiten overeenkomstig punt 176 van deze richtsnoeren.