Einde inhoudsopgave
Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014–2020
3.1 Gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van het Publicatieblad.
- Bronpublicatie:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2013, PbEU 2013, C 209 (uitgifte: 23-07-2013, regelingnummer: 2013/C209/01)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Marktintegratie
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
25
Om te kunnen beoordelen of een aangemelde steunmaatregel verenigbaar kan worden geacht met de interne markt, gaat de Commissie in de regel na of de vormgeving van de steunmaatregel ervoor zorgt dat de positieve effecten van de steunmaatregel voor het behalen van een doelstelling van gemeenschappelijk belang opwegen tegen de mogelijke negatieve effecten ervan op het handelsverkeer en de mededinging.
26
In de mededeling van 8 mei 2012 over de modernisering van het EU-staatssteunbeleid werd ervoor gepleit om gemeenschappelijke beginselen uit te werken en vast te leggen die van toepassing zijn op de beoordeling van de verenigbaarheid die de Commissie voor alle steunmaatregelen uitvoert. Met het oog daarop zal de Commissie een steunmaatregel alleen als verenigbaar met het Verdrag beschouwen indien deze aan elk van de volgende criteria voldoet:
- a)
bijdrage aan een duidelijk omschreven doelstelling van gemeenschappelijk belang: een staatssteunmaatregel moet gericht zijn op een doelstelling van gemeenschappelijk belang in overeenstemming met artikel 107, lid 3, van het Verdrag (onderdeel 3.2);
- b)
noodzaak van overheidsmaatregelen: een staatssteunmaatregel moet zijn gericht op situaties waar steun kan zorgen voor een wezenlijke verbetering die de markt zelf niet tot stand kan brengen, door bijvoorbeeld een oplossing te bieden voor marktfalen of door iets te doen aan een rechtvaardigheids- of cohesieprobleem (onderdeel 3.3);
- c)
de steunmaatregel is een geschikt instrument: de voorgenomen steunmaatregel moet een geschikt beleidsinstrument zijn om de doelstelling van gemeenschappelijk belang te helpen bereiken (onderdeel 3.4);
- d)
stimulerend effect: de steun moet het gedrag van de betrokken onderneming of ondernemingen zodanig veranderen dat deze bijkomende activiteiten onderneemt of ondernemen die deze zonder de steun niet zou of zouden uitvoeren, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze of locatie zou of zouden uitvoeren (onderdeel 3.5);
- e)
evenredigheid van de steun (steun beperkt tot het minimum): het steunbedrag moet beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot de bijkomende investering of activiteit in het betrokken gebied (onderdeel 3.6);
- f)
vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer tussen lidstaten: de negatieve effecten van de steun moeten voldoende beperkt zijn, zodat de maatregel per saldo positief is (onderdeel 3.7);
- g)
transparantie van steun: de lidstaten, de Commissie, marktdeelnemers en het publiek moeten gemakkelijk toegang kunnen krijgen tot alle betreffende besluiten en relevante informatie over de op grond van die besluiten toegekende steun (onderdeel 3.8).
27
De volledige afwegingstoets kan voor bepaalde categorieën regelingen verder afhankelijk worden gesteld van de eis dat een doorlichting achteraf wordt uitgevoerd, zoals die in deel 4 van deze richtsnoeren wordt beschreven. In dergelijke gevallen kan de Commissie de looptijd van die regelingen beperken (in de regel tot vier jaar of minder), met een mogelijkheid om nadien de verlenging daarvan opnieuw aan te melden.
28
Indien een steunmaatregel of de daaraan gekoppelde voorwaarden (zoals de financieringsmethode wanneer die van de staatssteunmaatregel integrerend deel uitmaakt) leiden tot een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht, kan de steun niet met de interne markt verenigbaar worden verklaard (4).
29
Wanneer de Commissie individuele steun op zijn verenigbaarheid beoordeelt, zal zij rekening houden met procedures in verband met de schending van de artikelen 101 of 102 van het Verdrag die de begunstigde van de steun kunnen betreffen en die van belang kunnen zijn bij de toetsing van die steun aan artikel 107, lid 3, van het Verdrag (5).
Voetnoten
Zie bv. arrest van 19 september 2000, zaak C-156/98, Duitsland/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-6857, punt 78, en arrest van 22 december 2008, zaak C-333/07, Société Régie Networks/Direction de contrôle fiscal Rhône-Alpes Bourgogne, Jurispr. 2008, blz. I-10807, punten 94 t/m 116.
Zie arrest van 15 juni 1993, zaak C-225/91, Matra SA/Commissie, Jurispr. 1993, blz. I-3203, punt 42.