Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/67/EU handhaving Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten en wijziging Verordening (EU) nr. 1024/2012
Artikel 6 Wederzijdse bijstand — algemene beginselen
Geldend
Geldend vanaf 17-06-2014
- Bronpublicatie:
15-05-2014, PbEU 2014, L 159 (uitgifte: 28-05-2014, regelingnummer: 2014/67/EU)
- Inwerkingtreding
17-06-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2014, PbEU 2014, L 159 (uitgifte: 28-05-2014, regelingnummer: 2014/67/EU)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
EU-recht / Marktintegratie
1.
De lidstaten werken nauw samen en verlenen elkaar onverwijld wederzijdse bijstand om de uitvoering, de toepassing en de handhaving van deze richtlijn en Richtlijn 96/71/EG te vergemakkelijken.
2.
De samenwerking tussen de lidstaten bestaat in het bijzonder uit het gehoor geven aan met redenen omklede verzoeken van bevoegde instanties om informatie en uit het uitvoeren van controles, inspecties en onderzoeken met betrekking tot de in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 96/71/EG vermelde detacheringsomstandigheden, met inbegrip van het onderzoek naar inbreuken op en misbruiken van de geldende regels inzake de detachering van werknemers. In het verzoek om informatie wordt informatie verstrekt over de eventuele invordering van een administratieve sanctie en/of boete of de kennisgeving van een beslissing tot oplegging van een sanctie en/of boete als bedoeld in hoofdstuk VI.
3.
De samenwerking tussen de lidstaten kan ook het toezenden en betekenen van stukken omvatten.
4.
Om gehoor te kunnen geven aan een verzoek om bijstand van bevoegde instanties in een andere lidstaat zien de lidstaten erop toe dat op hun grondgebied gevestigde dienstverrichters hun bevoegde instanties alle informatie verstrekken die nodig is om hun activiteiten met inachtneming van hun nationale wetgeving te controleren. De lidstaten nemen adequate maatregelen in het geval dat deze informatie niet wordt verstrekt.
5.
Wanneer er zich problemen voordoen om aan een verzoek om informatie te voldoen of om controles, inspecties of onderzoeken uit te voeren, stelt de lidstaat in kwestie de verzoekende lidstaat daarvan onverwijld in kennis, zodat een oplossing kan worden gevonden.
Wanneer er sprake is van aanhoudende problemen bij de uitwisseling van informatie, of wanneer men blijft weigeren informatie te verstrekken, wordt de Commissie hiervan op de hoogte gesteld, in voorkomend geval via het IMI, en neemt zij passende maatregelen.
6.
Voor het door de lidstaten langs elektronische weg verstrekken van informatie waar andere lidstaten of de Commissie om hebben verzocht, gelden de volgende termijnen:
- a)
urgente gevallen, zoals die waarin de btw-registers moeten worden gecontroleerd voor het controleren van een onderneming in een andere lidstaat: zo snel mogelijk, maar ten laatste twee werkdagen na ontvangst van het verzoek.
De reden van de urgentie wordt duidelijk vermeld in het verzoek en er worden gegevens verstrekt om deze urgentie te funderen.
- b)
Voor alle overige verzoeken om informatie: niet meer dan 25 werkdagen na ontvangst van het verzoek tenzij de lidstaten onderling een kortere termijn afspreken.
7.
De lidstaten zien erop toe dat de registers waarin de dienstverrichters zijn ingeschreven en die door de bevoegde instanties op hun grondgebied kunnen worden geraadpleegd, voor de toepassing van deze richtlijn en Richtlijn 96/71/EG en voor zover deze registers door de lidstaat in het IMI zijn opgenomen, onder dezelfde voorwaarden toegankelijk zijn voor de overeenkomstige bevoegde instanties van de andere lidstaten.
8.
De lidstaten zien erop toe dat de informatie die door de in artikel 2, onder a), bedoelde organen wordt uitgewisseld of de informatie die aan hen wordt verstrekt alleen wordt gebruikt voor de zaak of zaken waarvoor daarom verzocht is.
9.
Wederzijdse administratieve samenwerking en bijstand is kosteloos.
10.
Een verzoek om informatie belemmert de bevoegde instanties niet om in overeenstemming met de relevante nationale en Uniewetgeving onderzoeken in te stellen naar vermeende inbreuken op Richtlijn 96/71/EG of deze richtlijn, of om maatregelen te nemen om dergelijke inbreuken te voorkomen.