Einde inhoudsopgave
Besluit basisregistratie personen
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
18-09-2021, Stb. 2021, 439 (uitgifte: 28-09-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2021, Stb. 2021, 483 (uitgifte: 20-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
De gevallen waarin de verplichtingen, vermeld in artikel 2.38 van de wet, kunnen worden vervuld door de in artikel 2.49, eerste lid, van de wet bedoelde personen zijn de gevallen waarin de betrokkene zelf niet in staat is om in persoon te verschijnen vanwege:
- a.
de toestand van zijn gezondheid, zo nodig onder overlegging van een schriftelijke verklaring ter zake van een behandelend arts, of
- b.
verblijf in een penitentiaire instelling.
2.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, is de betrokkene, in afwijking van artikel 2.38, eerste lid, van de wet, niet verplicht zich in persoon te melden bij het college van burgemeester en wethouders.
3.
Artikel 2.49, tweede lid, van de wet, is niet van toepassing op de in het eerste lid bedoelde gevallen.
4.
De gevallen, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, zijn tevens de in artikel 2.49, vierde lid, van de wet bedoelde gevallen. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
De gevallen, bedoeld in het eerste lid, zijn tevens de in artikel 2.43, vijfde lid, van de wet bedoelde gevallen, voor zover het betreft het vierde lid van dat artikel. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.