Einde inhoudsopgave
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.49 [Verplichting door huisgenoten of vertegenwoordigers]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 396 (uitgifte: 26-08-2021, kamerstukken: 35648)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2021, Stb. 2021, 483 (uitgifte: 20-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
De verplichtingen, vermeld in de artikelen 2.39 en 2.44 tot en met 2.46, kunnen worden vervuld door:
- a.
de ouder en zijn meerderjarige kind, indien beiden hetzelfde woonadres hebben, voor elkaar;
- b.
echtgenoten dan wel geregistreerde partners die hetzelfde woonadres hebben, voor elkaar;
- c.
elke meerderjarige voor een persoon die hem daartoe schriftelijk gemachtigd heeft;
- d.
het hoofd van een instelling voor gezondheidszorg voor een in die instelling verblijvende persoon die wegens de toestand van zijn gezondheid niet in staat kan worden geacht aan zijn verplichtingen te voldoen of een machtiging daartoe te geven, dan wel de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel of de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad van een zodanig persoon, onder overlegging van een schriftelijke verklaring ter zake van het hoofd van de desbetreffende instelling.
2.
In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan het college van burgemeester en wethouders de vertegenwoordigde overeenkomstig de genoemde artikelen oproepen om in persoon te verschijnen tot het verstrekken van inlichtingen.
3.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2.38 vermelde verplichtingen voor zover het bij algemene maatregel van bestuur bepaalde gevallen betreft. De maatregel bepaalt tevens de gevallen waarin kan worden afgeweken van de in dat artikel vermelde verplichting om zich in persoon te melden bij het college van burgemeester en wethouders. De maatregel bepaalt slechts gevallen waarin er om zwaarwegende redenen van kan worden afgezien dat de betrokkene zelf de verplichtingen vervult en zich daartoe in persoon meldt bij het college.
4.
Het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 2.43 vermelde verplichting, met dien verstande dat, behoudens bij algemene maatregel van bestuur te bepalen gevallen, een ouder en zijn meerderjarige kind en echtgenoten dan wel geregistreerde partners voor elkaar slechts de aangifteplicht kunnen vervullen, indien:
- a.
zij die verplichting ook voor zichzelf vervullen, en
- b.
alle andere ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerde partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn die verplichting vervullen of die verplichting voor hen wordt vervuld.
De tweede en derde volzin van het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing.
5.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt met betrekking tot de verplichtingen, vermeld in artikel 2.39, onder woonadres het nieuwe woonadres verstaan.