Einde inhoudsopgave
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.38 [Aangifteplicht bij vestiging in Nederland]
Geldend
Geldend vanaf 29-11-2014
- Bronpublicatie:
19-11-2014, Stb. 2014, 458 (uitgifte: 28-11-2014, kamerstukken: 33951)
- Inwerkingtreding
29-11-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-11-2014, Stb. 2014, 458 (uitgifte: 28-11-2014, kamerstukken: 33951)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, meldt zich uiterlijk op de vijfde dag na de aanvang van zijn verblijf in persoon bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn woonadres heeft om daarbij schriftelijk aangifte van verblijf en adres te doen. Indien hij geen woonadres heeft, kiest hij een briefadres en meldt hij zich binnen de gestelde termijn bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij zijn briefadres heeft om de bedoelde aangifte te doen.
2.
Hij doet in de aangifte mededeling van de gegevens over zijn toekomstig verblijf in Nederland, over zijn adres in de gemeente en over het vorige verblijf buiten Nederland.
3.
Hij geeft bij de aangifte de inlichtingen en legt de geschriften over ter zake van feiten betreffende zijn burgerlijke staat, zijn nationaliteit en zijn eerder verblijf in Nederland, die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over. Indien hij zich in Nederland vestigt, komende vanuit Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, legt hij een hem betreffend verhuisbericht over, verstrekt door de verantwoordelijke voor de verwerking van gegevens in de basisadministratie in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of een van de openbare lichamen, waar hij laatstelijk als ingezetene was ingeschreven.
4.
Degene die naar redelijke verwachting gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd in Nederland verblijf zal houden, doet aangifte van verblijf en adres overeenkomstig het eerste tot en met het derde lid, op het moment dat hij ophoudt te behoren tot een categorie als bedoeld in artikel 2.6.
5.
In een geval als bedoeld in het vierde lid vangt de in het eerste lid bedoelde termijn van vijf dagen aan met ingang van de dag na die waarop een in dat lid bedoelde situatie is ingetreden.
6.
Aangifte van verblijf en adres blijft achterwege indien:
- a.
het verblijf aanvangt door geboorte en inschrijving plaatsvindt op grond van de geboorteakte,
- b.
de betrokkene behoort tot een categorie van personen als bedoeld in artikel 2.6, of
- c.
de betrokkene een vreemdeling is die geen rechtmatig verblijf geniet.