Einde inhoudsopgave
Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 16-02-2005
- Bronpublicatie:
11-12-1997, Trb. 1999, 110 (uitgifte: 02-07-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-02-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-01-2005, Trb. 2005, 1 (uitgifte: 05-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij de toepassing van artikel 10 houden Partijen rekening met het in artikel 4, vierde, vijfde, zevende, achtste en negende lid, van het Verdrag bepaalde.
2.
De Partijen die ontwikkelde landen zijn en de andere in Bijlage II bij het Verdrag opgenomen ontwikkelde Partijen, in het kader van de toepassing van artikel 4, eerste lid, van het Verdrag, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, derde lid, en artikel 11 van het Verdrag, en via de instelling(en) waaraan de werking van het financiële mechanisme van het Verdrag is toevertrouwd:
- a.
stellen nieuwe en aanvullende financiële middelen ter beschikking ter dekking van de overeengekomen volledige door de Partijen die ontwikkelingslanden zijn te maken kosten ter bevordering van de nakoming van bestaande verplichtingen ingevolge artikel 4, eerste lid, letter a, van het Verdrag die vallen onder artikel 10, letter a; en
- b.
stellen eveneens die financiële middelen ter beschikking, waaronder die ten behoeve van de overdracht van technologie, die de Partijen die ontwikkelingslanden zijn nodig hebben ter dekking van de volledige overeengekomen meerkosten van de bevordering van de nakoming van bestaande verplichtingen ingevolge artikel 4, eerste lid, van het Verdrag die vallen onder artikel 10 en die zijn overeengekomen tussen een Partij die een ontwikkelingsland is en de in artikel 11 van het Verdrag bedoelde instelling(en), zulks in overeenstemming met dat artikel. Bij de nakoming van deze bestaande verplichtingen dient rekening te worden gehouden met de noodzaak van adequaatheid en voorspelbaarheid van de geldstroom en het belang van passende lastenverdeling onder de Partijen die ontwikkelde landen zijn. De richtlijnen voor de instelling(en) waaraan de werking van het financiële mechanisme van het Verdrag is toevertrouwd in de desbetreffende besluiten van de Conferentie van de Partijen, met inbegrip van die welke vóór de aanneming van dit Protocol werden overeengekomen, zijn van overeenkomstige toepassing op het in dit lid bepaalde.
3.
Door de Partijen die ontwikkelde landen zijn en de andere in Bijlage II bij het Verdrag opgenomen ontwikkelde Partijen en aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn, kunnen ook financiële middelen voor de toepassing van artikel 10 ter beschikking worden gesteld, langs bilaterale, regionale en andere multilaterale kanalen.