Einde inhoudsopgave
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
Artikel 11 Financieel mechanisme
Geldend
Geldend vanaf 21-03-1994
- Bronpublicatie:
09-05-1992, Trb. 1992, 189 (uitgifte: 09-12-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-03-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-03-1994, Trb. 1994, 63 (uitgifte: 01-01-1994, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Hierbij wordt een mechanisme ingesteld voor de verstrekking van financiële middelen in de vorm van giften of onder gunstige voorwaarden, waaronder die voor de overdracht van technologie. Het functioneert aan de hand van richtlijnen van, en is verantwoording verschuldigd aan de Conferentie van de Partijen, die beslist over de beleidslijnen, de prioriteiten van het programma en de toekenningscriteria verband houdende met het Verdrag. De werking ervan wordt toevertrouwd aan één of meer bestaande internationale instellingen.
2.
Het financiële mechanisme kent een rechtvaardige en evenwichtige vertegenwoordiging van alle Partijen binnen een doorzichtig systeem van beheer.
3.
De Conferentie van de Partijen en de met de werking van het financiële mechanisme belaste instelling(en) komen regelingen overeen ter uitvoering van de bovenstaande leden, die dienen te omvatten:
- a.
voorschriften die moeten waarborgen dat de gefinancierde projecten ter zake van klimaatverandering in overeenstemming zijn met de door de Conferentie van de Partijen vastgestelde beleidslijnen, prioriteiten van het programma en toekenningscriteria;
- b.
voorschriften aan de hand waarvan een bepaald besluit inzake financiering kan worden heroverwogen in het licht van deze beleidslijnen, prioriteiten van het programma en toekenningscriteria;
- c.
het uitbrengen van regelmatige verslagen door de instelling(en) aan de Conferentie van de Partijen over haar financieringswerkzaamheden, zulks overeenkomstig de verschuldigde verantwoording als bedoeld in het eerste lid; en
- d.
de vaststelling, op een voorspelbare en traceerbare wijze, van het bedrag van de financiële middelen die benodigd en beschikbaar zijn voor de toepassing van dit Verdrag en de wijze waarop dit bedrag periodiek zal worden herzien.
4.
De Conferentie van de Partijen treft op haar eerste zitting regelingen ter uitvoering van de bovenstaande bepalingen, daarbij de in artikel 21, derde lid, bedoelde voorlopige regelingen toetsend en in haar beschouwing betrekkend, en besluit of deze voorlopige regelingen worden gehandhaafd. Binnen vier jaar daarna beoordeelt de Conferentie van de Partijen het financiële mechanisme en neemt zij passende maatregelen.
5.
Door de Partijen die ontwikkelde landen zijn en aan Partijen die ontwikkelingslanden zijn, kunnen ook met de toepassing van het Verdrag verband houdende middelen ter beschikking worden gesteld langs bilaterale, regionale en andere multilaterale kanalen.