Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende den gedwongen of verplichten arbeid
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 28-05-1947
- Redactionele toelichting
Deze versie is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens het protocol van 09-10-1946, Stb. 1948, I 283.
- Bronpublicatie:
09-10-1946, Stb. 1948, I 283 (uitgifte: 30-07-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-05-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-10-1946, Stb. 1948, I 283 (uitgifte: 30-07-1948, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
1.
Slechts gezonde volwassen personen van het mannelijk geslacht, die vermoed worden niet jonger dan 18 jaar, noch ouder dan 45 jaar te zijn, zullen onderworpen mogen worden aan den (gedwongen of verplichten arbeid. Behalve ten aanzien van de soorten arbeid, bedoeld in artikel 10 van dit verdrag, zullen de volgende beperkingen en voorwaarden in acht genomen moeten worden:
- a.
vooraf moet in alle gevallen, waarin dat mogelijk is, door een geneesheer, aangewezen door de administratie, vastgesteld zijn, dat de betrokken personen niet lijden aan eenige besmettelijke ziekte en physiek geschikt zijn om den opgelegden arbeid onder de voorwaarden, waaronder die zal worden uitgevoerd, te verdragen;
- b.
uitgezonderd zullen moeten zijn het personeel van scholen, leerlingen en leeraren, evenals het administratief personeel in het algemeen;
- c.
er moeten in elke gemeenschap een aantal volwassen en gezonde mannen, onmisbaar voor het gezins- en sociale leven, overblijven;
- d.
huwelijks- en familiebanden moeten worden geëerbiedigd.
2.
Met het oog op het bepaalde, onder c. hiervoren genoemd, zal de regeling, bedoeld in artikel 23 van dit verdrag, het gedeelte van de aanwezige mannelijke gezonde bevolking vaststellen, van wie in een bepaald geval gedwongen arbeid gevorderd kan worden, met dien verstande, dat dit gedeelte in geen geval meer dan 25 pct. van die bevolking zal mogen bedragen. Bij het vaststellen van dat gedeelte zullen de bevoegde autoriteiten rekening moeten houden met de dichtheid van de bevolking, hare sociale en physieke ontwikkeling, den tijd van het jaar en de werkzamheden[lees: werkzaamheden], die door belanghebbenden ter plaatse en voor hun eigen rekening verricht moeten worden; in het algemeen zullen zij de economische en sociale behoefte van het normale leven van de betrokken gemeenschap moeten eerbiedigen.