Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende den gedwongen of verplichten arbeid
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 01-05-1932
- Bronpublicatie:
28-06-1930, Stb. 1933, 236 (uitgifte: 12-05-1933, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-1932
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-09-1957, Trb. 1957, 161 (uitgifte: 01-01-1957, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Behoudens het bepaalde in artikel 10 van dit verdrag, zal de autoriteit, die het recht heeft om gedwongen of verplichten arbeid op te leggen, het vorderen van den gedwongen of verplichten arbeid slechts mogen toestaan, indien zij zich er van te voren van verzekerd heeft:
- a.
dat de dienst of de arbeid, welke verricht moet worden, van direct en groot belang is voor de gemeenschap, waarop voor de uitvoering een beroep wordt gedaan;
- b.
dat die dienst of arbeid dadelijk of zeer spoedig noodig is;
- c.
dat het onmogelijk was om voor de uitvoering van dien dienst of dien arbeid vrijwillige arbeidskrachten te krijgen, niettegenstaande loonen en arbeidsvoorwaarden geboden werden, die ten minste gelijk zijn aan die, welke gebruikelijk zijn in het betrokken gebied voor soortgelijke werkzaamheden of diensten; en
- d.
dat de arbeid of dienst niet een te zwaren last op de tegenwoordige bevolking zal leggen, gelet op de beschikbare arbeidskrachten en de geschiktheid dier krachten om den bedoelden arbeid te ondernemen.