Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie
Artikel 204 Procedure bedoeld in artikel 111, lid 3, van de EER-Overeenkomst
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2012
- Bronpublicatie:
25-09-2012, PbEU 2012, L 265 (uitgifte: 29-09-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-09-2012, PbEU 2012, L 265 (uitgifte: 29-09-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
In het geval bedoeld in artikel 111, lid 3, van de EER-Overeenkomst, wordt de zaak bij het Hof aanhangig gemaakt door een verzoek dat wordt ingediend door de overeenkomstsluitende partijen die bij het geschil zijn betrokken. Het verzoek wordt betekend aan de andere overeenkomstsluitende partijen, aan de Europese Commissie, aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en, in voorkomend geval, aan de andere belanghebbenden aan wie een verzoek om een prejudiciële beslissing is betekend waarin dezelfde vraag van uitlegging van de regelgeving van de Unie wordt opgeworpen.
2.
De president stelt de overeenkomstsluitende partijen en de andere belanghebbenden aan wie het verzoek is betekend, een termijn waarbinnen zij schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.
3.
Het verzoek wordt ingediend in een van de talen genoemd in artikel 36 van dit Reglement. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing, evenals de bepalingen van artikel 98.
4.
Terstond na de indiening van het in lid 1 bedoelde verzoek wijst de president de rechter-rapporteur aan. De eerste advocaat-generaal wijst aanstonds daarna de zaak aan een advocaat-generaal toe.
5.
Het Hof geeft, de advocaat-generaal gehoord, een met redenen omklede beslissing op het verzoek.
6.
De beslissing van het Hof, die wordt ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen en de griffier, wordt betekend aan de overeenkomstsluitende partijen en aan de andere in de leden 1 en 2 bedoelde belanghebbenden.