Einde inhoudsopgave
Wet op de Raad van State
Artikel 12 [Benoembaarheidsvereisten secretaris en ambtenaren van Staat]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2010
- Bronpublicatie:
22-04-2010, Stb. 2010, 175 (uitgifte: 04-05-2010, kamerstukken: 30585)
11-12-2008, Stb. 2009, 8 (uitgifte: 13-01-2009, kamerstukken: 31227)
- Inwerkingtreding
01-09-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-2010, Stb. 2010, 236 (uitgifte: 24-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
08-06-2010, Stb. 2010, 236 (uitgifte: 24-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Deze wijziging treedt tegelijk in werking met de wet van 22-04-2010, Stb. 175.
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Voor benoeming tot secretaris of ambtenaar van staat komt in aanmerking degene:
- a.
aan wie op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Bachelor op het gebied van het recht en tevens de graad Master op het gebied van het recht is verleend, of
- b.
die op grond van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen van een opleiding op het gebied van het recht aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, het recht om de titel meester te voeren heeft verkregen.
Artikel 5, vierde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren is van overeenkomstige toepassing.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen graden, verleend door een universiteit, de Open Universiteit of een hogeschool als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, of daaraan gelijkwaardige getuigschriften worden aangewezen die voor de toepasselijkheid van het eerste lid, onderdeel a, gelijk worden gesteld aan de in dat onderdeel bedoelde graad Bachelor op het gebied van het recht.
3.
In bijzondere gevallen kan van het eerste lid worden afgeweken.