Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole (Herschikking)
Bijlage X Criteria voor de aanhouding van een schip
Geldend
Geldend vanaf 20-08-2013
- Bronpublicatie:
12-08-2013, PbEU 2013, L 218 (uitgifte: 14-08-2013, regelingnummer: 2013/38/EU)
- Inwerkingtreding
20-08-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-2013, PbEU 2013, L 218 (uitgifte: 14-08-2013, regelingnummer: 2013/38/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Waterrecht (V)
(bedoeld in artikel 19, lid 3)
Inleiding
Alvorens te bepalen of tijdens een inspectie geconstateerde tekortkomingen aanhouding van het betrokken schip rechtvaardigen, past de inspecteur de in de punten 1 en 2 genoemde criteria toe.
Punt 3 bevat een niet-limitatieve lijst van tekortkomingen die op zich aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen (artikel 19, lid 3).
Wanneer de grond voor de aanhouding voortvloeit uit bij een ongeval ontstane schade tijdens de reis van het schip naar de haven, wordt geen aanhoudingsbevel uitgevaardigd, mits:
- a)
naar behoren is voldaan aan de eisen van voorschrift I/11(c) van SOLAS 74 betreffende kennisgeving aan de administratie van de vlaggenstaat, de aangewezen inspecteur of de erkende organisatie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het desbetreffende certificaat;
- b)
de kapitein of eigenaar van het schip, voordat het schip de haven aandoet, de bevoegde autoriteit heeft ingelicht over de omstandigheden van het ongeval en de ontstane schade, en informatie heeft gegeven over de vereiste kennisgeving van de administratie van de vlaggenstaat;
- c)
door het schip naar genoegen van de bevoegde autoriteit passende herstelmaatregelen worden getroffen, en tevens;
- d)
de bevoegde autoriteit, na in kennis van de uitvoering van de herstelmaatregelen te zijn gesteld, zich ervan heeft vergewist dat de gebreken, die duidelijk gevaar inhielden voor veiligheid, gezondheid of het milieu, verholpen zijn.
1. Belangrijkste criteria
Wanneer hij beroepshalve moet beoordelen of een schip al dan niet moet worden aangehouden, dient de inspecteur de volgende criteria toe te passen:
Tijdschema:
Schepen die niet veilig zee kunnen kiezen, worden bij de eerste inspectie aangehouden, ongeacht de tijd die het schip in de haven zal doorbrengen.
Criterium:
Het schip wordt aangehouden indien de tekortkomingen zo ernstig zijn dat een inspecteur het opnieuw moet bezoeken om zich er vóór afvaart van te vergewissen dat deze zijn verholpen.
De ernst van de tekortkomingen wordt bepaald door de noodzaak dat de inspecteur terugkeert naar het schip. Dit brengt echter niet in alle gevallen deze verplichting mee. Wel betekent het dat de instantie op enigerlei wijze, bij voorkeur door een hernieuwd bezoek, verifieert dat de tekortkomingen vóór het vertrek zijn verholpen.
2. Toepassing van de belangrijkste criteria
Wanneer hij beslist of de tekortkomingen van een schip ernstig genoeg zijn om het schip aan te houden, dient de inspecteur te beoordelen of:
- 1.
het schip de vereiste documenten heeft en of deze geldig zijn;
- 2.
het schip over de bemanning als vereist in de Verklaring van minimum-bemanningssterkte beschikt.
Gedurende de inspectie dient de inspecteur te bekijken of het schip en/of de bemanning in staat is:
- 3.
de volgende bestemming veilig te bereiken;
- 4.
tot de volgende bestemming de lading veilig te behandelen, te vervoeren en te controleren;
- 5.
tot de volgende bestemming de machinekamer veilig te bedienen;
- 6.
tot de volgende bestemming een goede voortstuwing en besturing te handhaven;
- 7.
tot de volgende bestemming zo nodig efficiënt een brand te blussen in enig deel van het schip;
- 8.
tot de volgende bestemming, wanneer nodig, het schip snel en veilig te verlaten en reddingswerkzaamheden te verrichten;
- 9.
tot de volgende bestemming verontreiniging van het milieu te voorkomen;
- 10.
tot de volgende bestemming een passende stabiliteit te handhaven;
- 11.
tot de volgende bestemming het schip waterdicht en intact te houden;
- 12.
tot de volgende bestemming zo nodig in noodsituaties te communiceren;
- 13.
tot de volgende bestemming te zorgen voor veilige en gezonde omstandigheden aan boord;
- 14.
bij een ongeluk zoveel mogelijk informatie te verstrekken.
Indien het antwoord op een van deze vragen ontkennend luidt, wordt, rekening houdend met alle geconstateerde tekortkomingen, aanhouding ernstig overwogen. Ook een combinatie van minder ernstige tekortkomingen kan aanhouding van het schip rechtvaardigen.
3
Om de inspecteur te helpen bij de toepassing van deze criteria, volgt hier een lijst van naar de betrokken verdragen en/of Codes gegroepeerde tekortkomingen die als dermate ernstig worden beschouwd dat zij de aanhouding van het betrokken schip kunnen rechtvaardigen. Deze lijst is niet limitatief.
3.1. Algemeen
Het ontbreken van geldige certificaten en documenten als vereist bij de relevante instrumenten. Schepen die onder de vlag varen van Staten die geen partij zijn bij een relevant verdrag of die een ander relevant instrument niet ten uitvoer hebben gelegd, zijn echter niet gerechtigd de certificaten van het verdrag of het andere relevante instrument in bezit te hebben. Daarom is het ontbreken van de vereiste certificaten op zich geen reden om deze schepen aan te houden; door toepassing van de ‘geen gunstiger behandelingsclausule’ dient echter in aanzienlijke mate naleving van de bepalingen geëist te worden alvorens het schip kan vertrekken.
3.2. Werkingssfeer van SOLAS 74
1
Slechte werking van de voortstuwing en andere essentiële machines en van de elektrische installatie.
2
Onvoldoende schone machinekamer, teveel olie-watermengsel in de bilges, isolatie van leidingen met inbegrip van de uitlaatleidingen in de machinekamer, aangetast door olie, slecht functioneren van de lensinrichting.
3
Slecht functioneren van de noodgenerator, noodverlichting, accumulatoren en schakelaars.
4
Slechte werking van de hoofd- en hulpstuurinrichting.
5
Het ontbreken, onvoldoende capaciteit of ernstige beschadiging van individuele reddingsmiddelen, van reddingsboten en installaties om deze te water te brengen.
6
Het ontbreken van brandopsporingssystemen, brandalarm, blusuitrusting, vast aangebrachte blusinstallaties, ventilatieafsluiters, brandkleppen, snelsluitinrichtingen, of, indien wel aanwezig, het niet-conform of in slechte staat zijn in een mate die niet verenigbaar is met de bestemming ervan.
7
Het ontbreken, het in slechte toestand verkeren of het niet juist werken van de brandbescherming aan dek van tankers.
8
Het ontbreken, het niet-conform zijn of de slechte toestand van lichtseinen, dagmerken of geluidsseinen.
9
Het ontbreken of het niet goed werken van de radio-uitrusting voor nood- en veiligheidscommunicatie.
10
Het ontbreken of het niet goed werken van navigatiemiddelen, rekening houdend met de bepalingen van SOLAS 74-voorschrift V/16.2.
11
Het ontbreken van bijgewerkte zeekaarten en/of alle andere nautische publicaties die nodig zijn voor de voorgenomen reis, rekening houdend met het feit dat een goedgekeurd Electronic Chart Display and Information System (ECDIS-elektronische navigatiekaarten) op basis van officiële gegevens als vervanging voor papieren kaarten mag worden gebruikt.
12
Het ontbreken van vonkvrije afvoerventilatie voor ladingpompkamers.
13
Ernstige tekortkoming van de operationele voorschriften, als beschreven in deel 5.5 van bijlage 1 bij het MOU van Parijs.
14
Aantal, samenstelling of diplomering van de bemanning is niet in overeenstemming met de verklaring van minimum-bemanningssterkte.
15
Het niet uitvoeren van het uitgebreide inspectieprogramma overeenkomstig SOLAS 74, hoofdstuk XI, voorschrift 2.
3.3. Werkingssfeer van de IBC-code
1
Vervoer van een stof die niet vermeld wordt in het certificaat van geschiktheid, of het ontbreken van informatie over de lading.
2
Het ontbreken of beschadigd zijn van hogedrukveiligheidsinrichtingen.
3
De elektrische installatie is niet intrinsiek veilig of stemt niet overeen met de eisen van de code.
4
Ontbrandbaar materiaal op gevaarlijke plaatsen.
5
Niet voldoen aan speciale voorschriften.
6
Overschrijding van de maximaal toegestane hoeveelheid lading per tank.
7
Onvoldoende bescherming tegen hitte van kwetsbare producten.
3.4. Werkingssfeer van de IGC-code
1
Vervoer van een stof die niet vermeld wordt in het certificaat van geschiktheid, of het ontbreken van informatie over de lading.
2
Het ontbreken van middelen om accommodatie of dienstruimten af te sluiten.
3
Schotten niet gasdicht.
4
Tekortkoming aan de luchtsluizen.
5
Het ontbreken of niet goed werken van snelafsluiters.
6
Het ontbreken of niet goed werken van veiligheidsafsluiters.
7
Elektrische installatie is niet intrinsiek veilig en correspondeert niet met de eisen van de code.
8
Ventilatoren in het ladinggedeelte niet bruikbaar.
9
Niet werkende drukalarmen voor ladingtanks.
10
Het gasdetectieapparaat en/of detectieapparaat voor giftig gas vertoont/vertonen gebreken.
11
Vervoer zonder geldig inhibitor-certificaat van stoffen waarvan reactie moet worden tegengegaan.
3.5. Werkingssfeer van het LL 66
1
Belangrijke plaatsen hebben schade of corrosie of putjes in de platen en daarmee gepaard gaande verstijving van dekken en romp, die van invloed is op de zeewaardigheid of het plaatselijk bestand zijn tegen ladingen, tenzij passende voorlopige reparaties worden uitgevoerd om een reis naar een haven voor definitieve reparatie mogelijk te maken.
2
Een geconstateerd geval van onvoldoende stabiliteit.
3
Het ontbreken van voldoende en betrouwbare informatie in goedgekeurde vorm op grond waarvan de kapitein op snelle en eenvoudige wijze het laden en het ballasten van zijn schip kan regelen, zodanig dat er in alle stadia en onder wisselende omstandigheden tijdens de reis een veilige stabiliteitsmarge is en dat het ontstaan van onaanvaardbare spanningen op de constructie van het schip vermeden wordt.
4
Sluitwerk, luiken en waterdichte deuren ontbreken, verkeren in slechte staat of vertonen gebreken.
5
Overbelading.
6
Ontbreken of onleesbaarheid van het uitwateringsmerk.
3.6. Werkingssfeer van MARPOL 73/78, bijlage I
1
Het ontbreken, ernstige beschadiging of het niet goed werken van het olie-waterafscheidingssysteem, het bewakings- en regelsysteem voor de olielozingen of de alarminrichting wanneer de limiet van 15 delen olie per miljoen in een mengsel wordt overschreden.
2
Overblijvende capaciteit van de sloptank is onvoldoende voor de voorgenomen reis.
3
Het oliejournaal is niet aanwezig.
4
Niet toegestane omloopleiding voor lozing aangebracht.
5
Het onderzoeksrapport ontbreekt of is niet in overeenstemming met voorschrift 13G(3)(b) van MARPOL 73/78.
3.7. Werkingssfeer van MARPOL 73/78, bijlage II
1
Het ontbreken van het P&A Manual.
2
De lading is niet gecategorizeerd.
3
Geen ladingjournaal aanwezig.
4
Vervoer van olieachtige stoffen zonder te voldoen aan de voorschriften of aan daartoe op passende wijze aangepast certificaat.
5
Niet toegestane omloopleiding voor lozing aangebracht.
3.8. Werkingssfeer van MARPOL 73/78, bijlage V
1
Ontbreken van een plan voor het beheer van afvalstoffen.
2
Ontbreken van een afvalstoffenjournaal.
3
Scheepsbemanning is niet vertrouwd met de vereisten inzake verwijdering/lozing van het plan voor het beheer van afvalstoffen.
3.9. Werkingssfeer van het STCW 78/95 en Richtlijn 2008/106/EG
1
Zeevarenden beschikken niet over een diploma of het vereiste diploma, hebben geen geldige vrijstelling of kunnen geen schriftelijk bewijs overleggen, dat bij de administratie van de vlaggenstaat een aanvraag voor een aantekening is ingediend.
2
Bewijs dat een certificaat op onrechtmatige wijze is verkregen of dat de houder niet de persoon is aan wie het certificaat aanvankelijk werd afgegeven.
3
Er wordt niet voldaan aan de van toepassing zijnde eisen van de administratie van de vlaggenstaat inzake de minimum-bemanningssterkte.
4
De regeling van de navigatie- en de machinekamerwacht voldoet niet aan de voorschriften van de administratie van de vlaggenstaat.
5
Van het wachtdienst doend personeel kan niemand de apparatuur bedienen die essentieel is voor veilige navigatie, radiocommunicatie voor de veiligheid of de voorkoming van verontreiniging van de zee.
6
Er kan geen bewijs worden geleverd van vakbekwaamheid met betrekking tot de aan zeevarenden ten behoeve van de veiligheid van het schip en ter voorkoming van verontreiniging opgedragen taken.
7
Voor de eerste wacht bij het begin van de reis en de daaropvolgende aflossing van de wacht is geen personeel beschikbaar dat voldoende is uitgerust en anderszins geschikt is voor de dienst.
3.10. Werkingssfeer van MLC 2006
1
Onvoldoende voedsel voor de reis naar de volgende haven.
2
Onvoldoende drinkwater voor de reis naar de volgende haven.
3
Uiterst ongezonde omstandigheden aan boord.
4
Geen verwarming in de accommodatie van een schip dat vaart in gebieden waar temperaturen uiterst laag kunnen zijn.
5
Onvoldoende ventilatie in de accommodatie van een schip.
6
Uitzonderlijk veel vuilnis, versperring door uitrusting of vracht, of anderszins onveilige omstandigheden, in gangpaden of -accommodatie.
7
Duidelijke tekenen dat wachtdoend personeel en ander personeel van dienst voor de eerste wacht of aflossing daarvan zijn verzwakt door vermoeidheid.
8
De omstandigheden aan boord vormen een duidelijk gevaar voor de veiligheid, gezondheid of bescherming van zeevarenden.
9
De tekortkoming vormt een ernstige of herhaalde inbreuk op de voorschriften van MLC 2006, met inbegrip van de rechten van zeevarenden met betrekking tot de leef- en werkomstandigheden van zeevarenden op het schip, zoals bepaald in het maritiem arbeidscertificaat en de conformiteitsverklaring voor maritieme arbeid van het schip.
3.11. Gevallen die geen aanhouding rechtvaardigen, maar waarbij bijvoorbeeld ladingoperaties moeten worden opgeschort
Niet goed functioneren (of slecht onderhoud) van het inert-gassysteem, installaties of machines die betrekking hebben op het laden, wordt beschouwd als voldoende aanleiding om het laden te stoppen.