Einde inhoudsopgave
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
Artikel 82a Innovatie
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
02-07-2014, Stb. 2014, 270 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken: 33161)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2014, Stb. 2014, 271 (uitgifte: 15-07-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
1.
Bij algemene maatregel van bestuur kan bij wijze van experiment, met het oog op het onderzoeken van mogelijkheden om deze wet, de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Werkloosheidswet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Ziektewet en de Toeslagenwet doeltreffender uit te voeren, worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens:
- a.
de artikelen 9, 10, 30 en 30a van deze wet;
- b.
- c.
de artikelen 34 tot en met 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;
- d.
de artikelen 34 tot en met 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;
- e.
hoofdstuk VI van de Werkloosheidswet;
- f.
paragraaf 4.2 en artikel 39 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;
- g.
hoofdstuk IIB van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
- h.
afdeling 5 van hoofdstuk 2, afdeling 5 van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 5 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
- i.
hoofdstuk 7 van de Wet financiering sociale verzekeringen;
- j.
artikel 13 en de artikelen 19 tot en met 21 van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;
- k.
de artikelen 29b en 29d en hoofdstuk IIA van de Tweede Afdeling van de Ziektewet.
2.
Bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid wordt geregeld op welke wijze van welke artikelen wordt afgeweken en kunnen alleen regels worden gesteld:
- a.
ter verbetering van de samenwerking tussen de uitvoeringsorganisaties van de in het eerste lid genoemde wetten;
- b.
met betrekking tot de inzet van re-integratie-instrumenten, de financiering daarvan en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgevers en de bij onderdeel a bedoelde uitvoeringsorganisaties;
- c.
over de verantwoording van de uitgaven ten laste van de fondsen, de uitkeringen, bedoeld in de Wet participatiebudget, en rijksbijdragen;
- d.
het verstrekken van inlichtingen over de resultaten van de experimenten.
3.
Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid vervalt vijf jaar na de inwerkingtreding, tenzij:
- a.
in de algemene maatregel van bestuur is bepaald dat deze eerder vervalt;
- b.
binnen deze vijf jaar een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een wettelijke regeling.
4.
Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
5.
Onze Minister kan op gezamenlijk verzoek van een college van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en in voorkomend geval de Sociale verzekeringsbank, gemeenten aanwijzen waar door het college van burgemeester en wethouders, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank wordt deelgenomen aan een experiment. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van deze bevoegdheid.
6.
Onze Minister meldt aan de Staten-Generaal hoe het experiment in de praktijk is verlopen, alsmede zijn standpunt inzake de voortzetting ervan anders dan als experiment.
7.
De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.