Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 10.2b Contractloonontwikkelingscorrectie, percentage jaarruimte en drempelbedrag
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 532 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36202)
12-05-2023, Stb. 2023, 168 jo Stb. 2022, 532 (uitgifte: 23-05-2023, kamerstukken: 35335)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-06-2023, Stb. 2023, 247 (uitgifte: 07-07-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Inkomstenbelasting / Algemeen
1.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.127, derde lid, eerstvermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door het te vervangen bedrag te vermenigvuldigen met de contractloonontwikkelingsfactor en vervolgens de nodig geachte afronding aan te brengen. Indien in het voorafgaande jaar een dergelijke afronding is toegepast, kan bij vervanging worden uitgegaan van het niet-afgeronde bedrag.
2.
De contractloonontwikkelingsfactor is de verhouding van het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, bij het begin van het kalenderjaar tot het bedrag, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, bij het begin van het voorafgaande kalenderjaar.
3.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.127, eerste lid, vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op het voor dat jaar in artikel 18a, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 vermelde percentage.
4.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 3.127, derde lid, laatstvermelde bedrag bij ministeriële regeling vervangen door een ander bedrag. Dit bedrag wordt berekend door de voor dat jaar geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag, te vermenigvuldigen met de factor 100/75.