Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 10.6ter Jaarlijkse vervanging percentages forfaitair rendement uit vermogen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
21-12-2022, Stb. 2022, 534 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36204)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2022, Stb. 2022, 534 (uitgifte: 27-12-2022, kamerstukken: 36204)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Inkomstenbelasting / Algemeen
1.
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 4.14, eerste lid, vermelde percentage na toepassing van het derde tot en met achtste lid bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, als tweede vermelde percentage.
2
Na afloop van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, eerstvermelde percentage bij ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rendement in procenten op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.
3
Bij het begin van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin als tweede vermelde percentage bij ministeriële regeling vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de som van 53% van het langetermijnrendement op onroerende zaken, 33% van het langetermijnrendement op aandelen en 14% van het langetermijnrendement op obligaties.
4
Na afloop van het kalenderjaar wordt het in artikel 5.2, tweede lid, tweede zin, als derde vermelde percentage bij ministeriële regeling met terugwerkende kracht tot en met het begin van het kalenderjaar vervangen door een ander percentage. Dit percentage wordt gesteld op de door twaalf te delen som van het gemiddelde maandelijkse rentepercentage over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank, uit een periode van elf maanden, beginnend op 1 januari en eindigend op 30 november van het kalenderjaar, onder dubbeltelling van het percentage over de maand november.
5.
Het langetermijnrendement op onroerende zaken, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlozt: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlozt–1: het langetermijnrendement in procenten op onroerende zaken voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rozt–2: het rendement in procenten op onroerende zaken in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van het gemiddelde van de maandelijkse prijsindexcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid. Indien de basis voor het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek voor Bestaande Koopwoningen wordt verlegd, wordt bij ministeriële regeling aangegeven op welke wijze wordt overgegaan op de nieuwe reeks van het prijsindexcijfer.
6.
Het langetermijnrendement op aandelen voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlat: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rlat–1: het langetermijnrendement in procenten op aandelen voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rat–2: het rendement in procenten op aandelen voor het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de procentuele verandering van de MSCI Europe Standard Gross Local Index aan het einde van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, ten opzichte van deze index aan het einde van het derde kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid.
7.
Het langetermijnrendement op obligaties, bedoeld in het derde lid, wordt gesteld op het percentage dat volgt uit de formule:
waarbij wordt verstaan onder:
rlot: het langetermijnrendement in procenten op obligaties, bedoeld in het derde lid;
rlot–1: het langetermijnrendement in procenten op obligaties voor het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid;
rot–2: het rendement in procenten op obligaties in het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, welk rendement wordt gesteld op de gemiddelde kapitaalmarktrentevoet in procenten van de Nederlandse 10-jarige staatsobligatie met betrekking tot het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar, bedoeld in het derde lid, zoals gepubliceerd door de Europese Centrale Bank.
8
De percentages, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, en de langetermijnrendementen, bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid, worden rekenkundig afgerond op twee decimalen.