Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 18 Voorafgaande beslissingen met betrekking tot ontvankelijkheid
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Wanneer aangifte is gedaan van een situatie bij het Hof ingevolge artikel 13, onder a, en de Aanklager heeft bepaald dat er een redelijke basis is om een onderzoek te openen, of de Aanklager opent een onderzoek ingevolge artikel 13, onder c, en artikel 15, stelt de Aanklager alle Staten die Partij zijn hiervan in kennis, alsmede die Staten die, de beschikbare informatie in aanmerking nemende, normaliter rechtsmacht zouden uitoefenen ter zake van de betrokken misdrijven. De Aanklager is bevoegd de kennisgeving op vertrouwelijke basis aan deze Staten te verstrekken en de omvang van de aan Staten te verstrekken informatie te beperken als de Aanklager dit noodzakelijk acht ter bescherming van personen, of teneinde vernietiging van bewijsmateriaal te voorkomen of personen het vluchten te beletten.
2.
Binnen een maand na ontvangst van die kennisgeving kan een Staat het Hof meedelen dat hij een onderzoek instelt of heeft ingesteld met betrekking tot zijn onderdanen of anderen waarover hij rechtsmacht bezit inzake strafbare handelingen die misdrijven kunnen opleveren als bedoeld in artikel 5 en betrekking hebben op de informatie die is verstrekt in de aan Staten gerichte kennisgeving. Op verzoek van die Staat besluit de Aanklager tot opschorting ten gunste van het onderzoek van de Staat naar die personen, tenzij de Kamer van vooronderzoek op verzoek van de Aanklager besluit tot machtiging voor het onderzoek.
3.
De opschorting door de Aanklager ten behoeve van het onderzoek van een Staat staat open voor herziening zes maanden na de datum van de opschorting of telkens wanneer er sprake is van een belangrijke verandering in de omstandigheden gegrond op het niet bereid of bij machte zijn van de Staat om het onderzoek daadwerkelijk uit te voeren.
4.
De betrokken Staat of de Aanklager is bevoegd tegen een beslissing van de Kamer van vooronderzoek in beroep te gaan bij de Kamer van beroep overeenkomstig artikel 82. Het beroep kan in een verkorte procedure worden behandeld.
5.
Wanneer de Aanklager tot opschorting heeft besloten ten behoeve van een onderzoek overeenkomstig het tweede lid, is de Aanklager bevoegd de betrokken Staat te verzoeken hem periodiek te informeren over de vooruitgang van zijn onderzoek en de daaropvolgende vervolging. Staten die Partij zijn dienen onverwijld aan deze verzoeken te voldoen.
6.
Hangende een beslissing van de Kamer van vooronderzoek of telkens wanneer de Aanklager ingevolge dit artikel tot opschorting heeft besloten ten behoeve van een onderzoek, is de Aanklager bevoegd, bij wijze van uitzondering, de Kamer van vooronderzoek om machtiging te verzoeken tot het verrichten van noodzakelijke onderzoekshandelingen teneinde bewijsmateriaal veilig te stellen, wanneer zich een eenmalige gelegenheid voordoet om belangrijk bewijsmateriaal te verkrijgen of wanneer een aanzienlijk risico bestaat dat dergelijk bewijs nadien niet meer beschikbaar is.
7.
Een Staat die een beslissing van de Kamer van vooronderzoek ingevolge dit artikel heeft aangevochten, is bevoegd de ontvankelijkheid van een zaak ingevolge artikel 19 te betwisten op grond van aanvullende relevante feiten of een wezenlijke wijziging in de omstandigheden.