Einde inhoudsopgave
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Officiële Toelichting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
27-03-2013, Stcrt. 2013, 8063 (uitgifte: 29-03-2013, regelingnummer: WBN2013/2)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-2013, Stcrt. 2013, 8063 (uitgifte: 29-03-2013, regelingnummer: WBN2013/2)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht (V)
Vreemdelingenrecht (V)
23-1. Toelichting ad artikel 23, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden vastgesteld ter uitvoering van deze rijkswet.
Het onderhavige artikel is een delegatiebepaling. Dit artikel geeft de rijksregering de bevoegdheid om bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur nadere regels te stellen voor de uitvoering van de RWN. Ter uitvoering van de RWN zijn de volgende algemene maatregelen van rijksbestuur van toepassing:
- •
Besluit naturalisatietoets, houdende regels ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder d, RWN (besluit van 15 april 2002 (Stb. 197);
- •
Besluit optie- en naturalisatiegelden, tot uitvoering van artikel 13 RWN (besluit van 17 juni 2002 (Stb. 325);
- •
Besluit bericht omtrent toelating, tot uitvoering van artikel 13, tweede lid, RWN (besluit van 20 maart 2003 (Stb. 119);
- •
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, tot uitvoering van de artikelen 21 en 23RWN (besluit van 15 april 2002 (Stb. 231);
- •
Besluit DNA-onderzoek vaderschap (besluit van 20 oktober 2008 (Stb. 417).
Gelet op de woorden ‘bij of krachtens’ in artikel 23 RWN, kan binnen deze algemene maatregelen van rijksbestuur verder worden gedelegeerd naar onderliggende (ministeriële) regelgeving. Daarbij kan worden gedacht aan procedurevoorschriften of aan regels om ontheffing te verlenen.
N.B. De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 is een circulaire en heeft niet de status van ministeriële regeling.
23–2. Toelichting ad artikel 23, tweede lid
De verklaring van verbondenheid, bedoeld in artikel 6, tweede lid, artikel 8, eerste lid onder e en artikel 11, vierde en vijfde lid, wordt afgelegd met de volgende woorden: Ik zweer (verklaar) dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer (beloof) de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen. Degene die de verklaring aflegt voegt daar ter bevestiging aan toe: Zo waarlijk helpe mij God almachtig, of: Dat verklaar en beloof ik.
De verklaring van verbondenheid wordt in de regel in persoon op een naturalisatieceremonie, mondeling en zonder uitzondering in het Nederlands afgelegd.
De verklaring van verbondenheid wordt bevestigd met de woorden ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ òf ‘Dat verklaar en beloof ik’.
Wanneer betrokkene ervoor kiest de verklaring van verbondenheid te bevestigen met de eerste mogelijkheid, betreft de verklaring van verbondenheid de volgende woorden: ‘Ik zweer dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en zweer de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’.
Wanneer betrokkene ervoor kiest de andere (neutrale) verklaring van verbondenheid te bevestigen met de tweede mogelijkheid, betreft de verklaring van verbondenheid de volgende woorden:‘ Ik verklaar dat ik de grondwettelijke orde van het Koninkrijk der Nederlanden, haar vrijheden en rechten respecteer en beloof de plichten die het staatsburgerschap met zich meebrengt getrouw te vervullen.’ en eindigt met de volgende bevestiging: ‘Dat verklaar en beloof ik’.
De keuze voor de eerste of tweede variant van de bevestiging van de verklaring van verbondenheid, ligt bij betrokkene. De tekst van de verklaring van verbondenheid als die van de bevestiging staat wettelijk vast en van deze tekst kan niet worden afgeweken.
Indien de bevoegde autoriteit heeft bepaald dat de verklaring van verbondenheid schriftelijk kan worden afgelegd (zie artikel 23, derde lid, RWN), wordt de schriftelijke verklaring van verbondenheid ondertekend. Voor het schriftelijk afleggen van de verklaring van verbondenheid zijn twee modellen ontwikkeld. In model 4.1 is de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met de bevestiging ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’ en in model 4.2 de verklaring van verbondenheid opgenomen die besluit met ‘Dat verklaar en beloof ik’. De schriftelijk afgelegde verklaring van verbondenheid wordt door de burgemeester in het bij de gemeente aanwezige optiedossier of naturalisatiedossier gevoegd.
23–2. Toelichting ad artikel 23, derde lid
De gevallen waarin het afleggen van de verklaring, in afwijking van artikel 6, tweede lid, 6 achtste lid, 8, eerste lid onder e, 11, vierde lid, 11 vijfde lid onder b, 26, derde lid en 28, derde lid, niet gevraagd zal worden of redelijkerwijs niet gevraagd kan worden en de wijze waarop deze verklaring kan worden afgelegd, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgesteld.
De in artikel 23, derde lid RWN bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BVVN, van 15 april 2002, Stb. 2002, 231, gewijzigd bij Stb. 2009, 2). In artikel 60a en 60b van het BVVN is de wijze van afleggen van de verklaring van verbondenheid vastgesteld. Daarnaast is in voornoemde artikelen bepaald de gevallen waarin het afleggen van de verklaring niet wordt gevraagd of om redenen van redelijkheid niet gevraagd kan worden.
In het BVVN is opgenomen dat de degene aan wie de bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap of het uittreksel van het besluit tot verlening van het Nederlanderschap in persoon wordt uitgereikt, de verklaring van verbondenheid mondeling aflegt op een door de bevoegde autoriteiten te bepalen wijze (artikel 60a, vierde lid, BVVN en 60b, vierde lid, BVVN).
Voorts is opgenomen dat de bevoegde autoriteit kan bepalen dat de betrokkene de verklaring van verbondenheid schriftelijk aflegt, indien van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij deze mondeling aflegt (artikel 60a, vijfde lid en 60b, vijfde lid, BVVN). Dit geldt in elk geval voor de gevallen die in het BVVN reeds zijn onderkend als de gevallen waarin niet kan worden verlangd dat men de ceremonie bijwoont (artikel 60a, negende lid en 60b, negende lid, BVVN). Maar ook kan het gaan om gevallen waarin de persoon in kwestie wel in staat is om de ceremonie bij te wonen, maar niet in staat is om de verklaring uit te spreken. Dan kan de verklaring van verbondenheid schriftelijk worden afgelegd, door het ondertekenen van de tekst van de verklaring (model 4.1 of model 4.2).
Ten slotte is in het BVVN opgenomen dat indien betrokkene vanwege zijn fysieke of psychische toestand niet in staat is om de verklaring van verbondenheid op de voorgeschreven wijze af te leggen, de bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap of het uittreksel van verlening van het Nederlanderschap bekend wordt gemaakt zonder dat de verklaring is afgelegd (artikel 60a, zesde lid en 60b, zesde lid, BVVN). Het gaat hier om zeer bijzondere omstandigheden, gelegen in de fysieke of psychische omstandigheden van deze persoon.67.
Voetnoten
Zie ook toelichting bij artikel 6, artikel 7, artikel 8, eerste lid, onder e, RWN.