Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
Toelichting op de projecten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
A. Landbouw, bosbouw en aquacultuur
A1 Installaties voor intensieve veehouderij
Omschrijving project
Bij dit project gaat het om installaties voor landbouwhuisdieren waarbij er — ongeacht de diercategorie — kans is op aanzienlijke nadelige effecten voor het milieu.
Welke diercategorieën het kan betreffen wordt bepaald door de definitie van landbouwhuisdier zoals die is opgenomen in het besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld om runderen, schapen, varkens en kippen, maar ook om struisvogels en konijnen. Daarnaast worden bepaalde situaties niet begrepen onder veehouderij. Het gaat dan om situaties waarbij landbouwhuisdieren alleen worden gehouden voor natuurbeheer of beheer van de openbare ruimte, voor educatieve doeleinden, of bij onderzoeksinstellingen.1.
De omschrijving van het project sluit aan bij de mer-richtlijn die ook spreekt over installaties. Een ‘installatie’ bestaat volgens jurisprudentie in dit geval uit een ‘stal’.
De term uit de mer-richtlijn, ‘intensieve veeteeltbedrijven’, is niet overgenomen omdat volgens de Engelse tekst van de richtlijn (‘Intensive Livestock Installations’) gemengde bedrijven, zoals akkerbouwbedrijven met een stal voor leghennen, ook onder de mer-richtlijn vallen.
Drempel mer-plicht
De mer-plicht geldt voor projecten die betrekking hebben op installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij, met meer dan 85.000 plaatsen voor mesthoenders (inclusief vleeskuikens), 60.000 plaatsen voor hennen, 3000 plaatsen voor mestvarkens of 900 plaatsen voor zeugen. De mer-richtlijn en dit besluit gaan uit van ‘plaatsen’. Het gaat hierbij om de nominale capaciteit zoals die ook wordt ingevuld op het aanvraagformulier voor de omgevingsvergunning.
Besluit
De mer-plicht en de mer-beoordelingsplicht wordt gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit.
A2 Het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of semina-tuurlijke gebieden voor intensieve landbouw
Omschrijving project
Het gaat hier om projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of seminatuurlijke gebieden voor intensieve landbouw. Onder niet in cultuur gebrachte gronden vallen gronden voor natuur en recreatie, waaronder bosgronden.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor dit project is het omgevingsplan aangewezen als besluit waaraan de mer-beoordelingsplicht gekoppeld moet worden, het eerste besluit dat voorziet in de functiewijziging.
A3 Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten
Omschrijving project
Voor dit project bestaat geen nadere toelichting, ook niet vanuit de Europese Commissie. De Engelse formulering van dit project is ‘water management projects for agriculture’. De genoemde voorbeelden drooglegging en irrigatie geven aan wat in ieder geval hieronder wordt begrepen.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een wateractiviteit of de goedkeuring van gedeputeerde staten op grond van artikel 16.72 van de wet.
A4 Eerste bebossing of ontbossing met als doel een andere ruimtelijke functie van de grond
Omschrijving project
Dit project heeft betrekking op het aanplanten en vellen van bos vanwege een ander bodemgebruik, zoals landbouw of woningbouw. De mer-richtlijn spreekt in bijlage II van ‘eerste bebossing en ontbossing vanwege omschakeling naar een ander bodemgebruik’. Deze term kan in de praktijk tot onduidelijkheid leiden. Het gaat hier om de ruimtelijke functiewijziging in het omgevingsplan, bijvoorbeeld van gronden met een agrarische bestemming naar gronden met een natuurbestemming. Ontbossing van een natuurgebied om er andere natuurdoeleinden zoals heide of zandverstuiving te realiseren, wordt niet gezien als een ruimtelijke functiewijziging. Dit project zal vooral in het kader van landinrichting (project J12) kunnen voorkomen.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De mer-beoordelingsplicht is gekoppeld aan het omgevingsplan.
A5 Intensieve aquacultuur van vis
Omschrijving project
Aquacultuur omvat naast de kweek van vis ook de kweek van schelpdieren, schaaldieren en waterplanten. Bij deze activiteiten kan het gaan om ‘extensieve’ kweek bijvoorbeeld in het oppervlaktewater en kweek in recirculatiesystemen (systemen waarbij het water na zuivering weer wordt hergebruikt).
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor deze projecten zijn de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit of de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit als besluiten aangewezen. De vergunning is gekoppeld aan de wijze van kweken. Voor kweek in gesloten systemen geldt de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit, voor kweek in het oppervlaktewater geldt de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit. In het laatste geval gaat het in ieder geval om de beperkingengebiedactiviteit als er sprake is van het kweken van consumptievis, het kweken of houden van ongewervelde waterdieren, het telen van waterplanten of het invangen van mosselzaad in de rijkswateren.
B. Winning van delfstoffen en oppervlaktedelfstoffen
B1 Turfwinning, groeven en dagbouwmijnen
Omschrijving project
Voor de omschrijving van dit project is een nieuwe formulering gebruikt die dichter aansluit bij de omschrijving van de mer-richtlijn. Hiervoor is gekozen omdat de huidige formulering onduidelijkheden over de reikwijdte van de mer-plicht bleek op te roepen.
Dit project betreft de turfwinning en daarnaast de winning van onder andere mergel, grind, klei, zand, zilverzand en kalksteen in een groeve2. of dagbouwmijn. Voor een goede uitleg van de mer-richtlijn moet onderscheid gemaakt worden tussen het begrip ontgronding en dit project. Bij elk project binnen B1 zal sprake zijn van een ontgronding. Omgekeerd is echter niet elke ontgronding een groeve, dagbouwmijn of turfwinning. Om die reden is bij de omzetting van de mer-plicht van deze projecten uit de mer-richtlijn in 1999 al opgenomen dat het doel van de ontgronding oppervlaktedelfstoffenwinning dient te zijn (Stb. 1999, 224).
Daarmee wordt bedoeld dat een puur secundaire ontgronding, een ontgronding die voor de inrichting volledig afhankelijk is van andere functies, niet onder dit project valt. De termen ‘groeve’ en ‘mijn’ laten immers zien dat het doel van het project is om grondstoffen aan de bodem te onttrekken. Een ontgronding met een ander doel valt niet onder dit project maar kan wel onder een van de andere projecten vallen, bijvoorbeeld J4 voor het graven van een kanaal, J5 voor een haven, M2 voor een jachthaven, A5 voor aquacultuur of K4 voor rivierverruiming. Maar er kan ook sprake zijn van een project waar de mer-richtlijn niet op ziet, zoals het verwijderen van grondlagen bij natuurontwikkeling of de aanleg van een zwembad. Het streven bij oppervlaktedelfstoffenwinning in Nederland is er al geruime tijd op gericht om de winning te combineren met andere (ruimtelijke) doelen. Daarom zal er vaak sprake zijn van een multifunctionele ontgronding. In dat geval geldt dus ook het (neven)doel oppervlaktedelfstoffenwinning en is er geen sprake meer van een secundaire ontgronding. Dergelijke projecten vallen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel binnen de reikwijdte van B1.
Dit project betreft alleen winning uit de landbodem. Winning uit een waterbodem, dat wil zeggen gronden die bij gewoon zomerpeil nat zijn, is niet te karakteriseren als een ‘dagbouwmijn’. Daarvoor kent de mer-richtlijn een ander project, in bijlage V opgenomen onder B2: winning van mineralen door afbaggering van de zee-, meer- of rivierbodem.
Drempel mer-plicht
De winning, wijziging of uitbreiding van de winning in groeven en dagbouwmijnen is mer-plichtig als de terreinoppervlakte groter is dan 25 ha. Voor turfwinning geldt een afwijking op deze regel, dan is er een mer-plicht als de terreinoppervlakte groter is dan 150 ha.
De terreinoppervlakte bestaat uit de plaats waar de bodem wordt verlaagd, inclusief het omliggende gebied dat door die winning opnieuw ingericht gaat worden en dat ook in de omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit wordt opgenomen. Dit omliggende gebied kan nodig zijn voor tijdelijke bovengrondse opslag, bouwketen, zeef- en sorteerinstallaties e.d. Ook kan dit gebied deel uitmaken van de eindafwerking.
Voor de bepaling of de drempel van de terreinoppervlakte wordt behaald, moet soms een aantal kleinere winningen gezamenlijk worden beschouwd. Het gaat dan om gevallen, waarin de winningen zodanig ten opzichte van elkaar zijn gesitueerd, dat ze qua milieueffecten als één geheel beschouwd kunnen of moeten worden. De (gecumuleerde) milieueffecten zullen in dat geval van eenzelfde orde van grootte zijn als bij één winning van meer dan 25 ha, bijvoorbeeld als ze effecten hebben voor eenzelfde grondwaterstroom.
Besluit
Voor turfwinning, groeven en dagbouwmijnen is de omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit als besluit aangewezen.
B2 Winning van mineralen door afbaggering van de zee-, meer- of rivierbodem
Omschrijving project
Dit project betreft de winning van mineralen uit de zee, meer of rivier, zoals zand, klei, grind en schelpen. Ten opzichte van de mer-richtlijn is ‘meer’ toegevoegd, omdat dit net zo relevant is als de zee of een rivier. Er is niet gekozen voor ‘waterbodem’, omdat dan bijvoorbeeld ook kanalen eronder zouden vallen, wat uit een oogpunt van natuurbescherming niet nodig is.
Dit project betreft alleen winning uit de zee-, meer- of rivierbodem, hiermee wordt gedoeld op de gronden die bij gewoon zomerpeil nat zijn. Voor winning uit de landbodem kent de mer-richtlijn een ander project, in bijlage V opgenomen onder B1: turfwinning, groeven en dagbouwmijnen.
Het doel van de winning dient oppervlaktedelfstoffenwinning te zijn, zie hiervoor ook de toelichting bij project B1.
Drempel mer-plicht
Voor winning op de Noordzee geldt een mer-plicht als de winplaats 500 ha of meer bedraagt of als het gaat om een winning van 10.000.000 m3 of meer. Deze mer-plicht op de Noordzee moet worden beschouwd als een ‘nationale kop’ op de mer-richtlijn, maar wordt gelet op de grote onomkeerbare gevolgen van deze projecten wenselijk geacht.
Er is gekozen voor twee drempels omdat naast de oppervlakte ook de hoeveelheid oppervlaktedelfstof relevant is bij zeer diepe winningen die slechts een klein oppervlak beslaan.
De mer-plicht geldt zowel voor individuele winplaatsen als voor een aantal kleinere winplaatsen die in elkaars nabijheid liggen. De (gecumuleerde) milieueffecten zullen in een dergelijk geval van eenzelfde orde van grootte zijn als bij een individuele winplaats. Het is niet mogelijk om met een bepaalde afstand aan te geven wanneer winplaatsen in elkaars nabijheid liggen. De nabijheid wordt bepaald door de aard en omvang van de (gecumuleerde) milieueffecten.
Besluit
Voor winning van mineralen van de zee-, meer- of rivierbodem is de omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit het aangewezen besluit.
B3 Ondergrondse mijnbouw, inclusief oppervlakte-installaties
Omschrijving project
Ondergrondse mijnbouw is de winning van delfstoffen diep in de grond, beneden de 100 meter. De winning vindt doorgaans plaats met behulp van schachten.
Hieronder vallen bijvoorbeeld de olie- en gaswinning, maar ook de winning van zout of steenkool.
Bij het winnen gaat het om de winningsinstallatie, dat is de put of puttengroep en de eventueel benodigde behandelingsinstallatie.
Het aanbrengen van bovengrondse faciliteiten voor de winning die er alleen toe strekken om het productievolume of de capaciteit op peil te houden vallen niet binnen dit project.
Onder de wijziging of uitbreiding van oppervlakte-installaties wordt ook verstaan het bijplaatsen of wijzigen van stikstofscheidings- en ontzwavelingsinstallaties.
De opsporingsfase van mijnbouw, voorafgaand aan de winning, valt niet in dit project, maar onder project B4 Diepboringen.
Drempel mer-plicht
Voor ondergrondse mijnbouw geldt alleen een mer-plicht als het de winning van aardolie of aardgas betreft: de winning, of de wijziging of uitbreiding van de winning met een gewonnen hoeveelheid van meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m3 aardgas per dag.
Besluit
Voor ondergrondse mijnbouw is de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit aangewezen.
B4 Diepboringen, in het bijzonder
- a.
geothermische boringen;
- b.
boringen in verband met de opslag van kernafval; of
- c.
boringen voor watervoorziening;
met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond
Omschrijving project
Diepboringen zijn boringen dieper dan 100 meter. De genoemde diepboringen vormen niet een uitputtende lijst, maar geven slechts (belangrijke) voorbeelden. Ook proefboringen naar bijvoorbeeld aardgas vallen binnen deze projecten.
De enige algemene uitzondering is expliciet benoemd, dat betreft de boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond.
Drempel mer-plicht
Er is geen drempel voor de mer-plicht.
Besluit
Voor diepboringen is de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit het aangewezen besluit of de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit voor boringen voor watervoorziening.
C. Energie-industrie
C1 Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties voor de productie van elektriciteit, stoom of warm water
Omschrijving project
Deze projecten omvatten de energieproductie voor zover die worden gestookt op brandstoffen. Het omvat alle installaties waarmee elektriciteit, stoom of warm water kan worden geproduceerd.
Drempel mer-plicht
De mer-plicht voor centrales geldt voor oprichting, wijziging of uitbreidingen van installaties voor de productie van elektriciteit, stoom of warmte met een brandstofzijdig warmtevermogen van 300 MW of meer.
Besluit
Het aangewezen besluit voor deze projecten is de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit.
C2 Windparken
Omschrijving project
Dit project betreft de opwekking van elektrische energie met een windturbine in een windpark.
Drempel mer-plicht
De drempel voor de mer-plicht ligt bij de oprichting, wijziging op uitbreiding van een windpark met 20 of meer windturbines. Deze mer-plicht komt voort uit het verdrag van Espoo. Het verdrag van Espoo is na de ondertekening in 1991 uitgebreid met twee amendementen. Nederland heeft dit amendement op 14 april 2009 geratificeerd en op 23 oktober 2017 is het in werking getreden, de mer-plicht geldt vanaf 1 september 2017 (Stb. 2017, 297). Voor de mer-beoordeling ligt de grens bij windparken van drie windturbines of meer. Deze drempel komt overeen met de definitie van wind(turbine)park in onderdeel A van de bijlage bij het Besluit mer.
Besluit
Voor windparken op land is in bepaalde gevallen het projectbesluit het aangewezen besluit. Dat geldt voor alle windparken met een omvang van 100 MW of meer en voor windparken met een omvang tussen de 5 en 100 MW wanneer sprake is van een provinciaal belang.
Voor andere projecten op land tot 100 MW zal veelal de gemeentelijke procedure voor projecten van publiek belang worden gebruikt. Wanneer dat niet het geval is, moet een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit worden aangevraagd.
Voor windparken op zee is het kavelbesluit op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wet windenergie op zee het aangewezen besluit.
C3 Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren, met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 kW (thermisch)
Omschrijving project
Binnen deze projecten vallen zowel een kernreactor voor onderzoeksdoeleinden als een kernreactor voor de productie van elektriciteit.
De begrippen ‘buitengebruikstelling’ en ‘ontmanteling’ zijn afgeleid van het Engelse begrip ‘decommissioning’. Decommissioning omvat het geheel van acties die ondernomen worden aan het einde van de operationele bedrijfsvoering van een nucleaire installatie, gericht op het definitief uit gebruik nemen daarvan. Decommissioning omvat dus ook de buitengebruikstelling, de eventuele wachttijd om het stralingsniveau van de resterende delen van de installatie door natuurlijk verval te laten afnemen, evenals de feitelijke ontmanteling van de installatie. Afhankelijk van de keuze om de decommissioning van een installatie zonder of met een wachttijd te voltooien, kan de tijdspanne variëren van een tiental jaren tot een veelvoud daarvan. Als gekozen wordt voor een snelle, volledige ontmanteling van de installatie, zonder een wachttijd, zullen de buitengebruikstelling en ontmanteling van de installatie in één vergunningsbesluit kunnen worden vergund. Voor dat besluit zal een milieueffectrapport moeten worden gemaakt, waarin alle aspecten van zowel de buitengebruikstelling als de ontmanteling worden behandeld.
Als ervoor wordt gekozen om tussen de buitengebruikstelling van de installatie en de feitelijke ontmanteling een wachttijd in te lassen, dan ontstaat een andere situatie. In deze situatie zal eerst een vergunning worden verleend voor de buitengebruikstelling van de installatie, inclusief de gekozen wachttijd, en zal vervolgens aan het einde van de wachttijd een tweede vergunning worden verstrekt voor de feitelijke ontmanteling van de installatie. In dat geval dient voor beide vergunningen de procedure voor de milieueffectrapportage te worden doorlopen, waarbij het milieueffectrapport voor de vergunning voor de buitengebruikstelling, inclusief de wachttijd, wel een eerste beschouwing zal bevatten van de feitelijke ontmanteling.
De wijziging of uitbreiding van een kernreactor, met inbegrip van de buitengebruikstelling of ontmanteling, kan betrekking hebben op verschillende situaties, zoals het functioneren in normaal regulier bedrijf, het functioneren in een ongevalsituatie met potentieel grote milieugevolgen en het wijzigen van het tijdstip van de buitengebruikstelling of ontmanteling.
Drempel mer-plicht
Het oprichten van kernreactoren zoals omschreven in kolom 1 is in alle gevallen onderworpen aan een mer-plicht.
Besluit
Voor deze projecten is een vergunning op grond van artikel 15 van de Kernenergiewet het aangewezen besluit.
C4 Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen
Omschrijving project
Geen nadere toelichting.
Drempel mer-plicht
Het oprichten van installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen is in alle gevallen onderworpen aan een mer-plicht.
Besluit
Voor deze projecten is een vergunning op grond van artikel 15 van de Kernenergiewet het aangewezen besluit.
C5 Installaties voor
- a.
de productie of de verrijking van splijtstoffen;
- b.
de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief afval;
- c.
de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen;
- d.
alleen de definitieve verwijdering van radioactief afval; of
- e.
alleen de (voor meer dan 10 jaar geplande) opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats dan het productieterrein.
Omschrijving project
Bij deze projecten gaat het om installaties voor de productie of verrijking, behandeling, verwijdering of opslag van radioactief afval (laag-, middelhoog- of kernsplijtafval en bestraalde splijtstofelementen).
Voor opslag moet de duur daarvan op tien jaar of langer zijn gesteld en moet het gaan om de opslag van bestraalde splijtstoffen of radioactief afval van een ander productieterrein.
Drempel mer-plicht
Elke oprichting van een genoemde installatie is mer-plichtig. Wijzigingen en uitbreidingen zijn mer-beoordelingsplichtig. Hierbij moet bedacht worden dat het bij een omvangrijke uitbreiding in veel gevallen zal gaan om de oprichting van een nieuwe installatie naast de al bestaande installatie.
Besluit
Voor deze projecten is een vergunning op grond van artikel 15 van de Kernenergiewet het aangewezen besluit.
C6 Installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, anders dan genoemd in C5
Omschrijving project
Dit project is een aanvulling op project C5, voor zover het de behandeling en opslag van radioactief afval betreft.
Onder project C5 onder b valt alleen de behandeling van hoog radioactief afval. Project C6 betreft de behandeling van ander (laag of middel) radioactief afval.
De opslag van radioactief afval van deze projecten vult ook de opslag genoemd in project C5 onder e, aan. Wat betreft de opslag van radioactief afval kan het gaan om de opslag van zowel laag-, middel- als hoogradioactief afval, voor zover dit afval afkomstig is van de eigen installaties. Het kan daarbij ook gaan om een tijdelijk opslag in afwachting van de afvoer naar de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA)of bijvoorbeeld de tijdelijke ‘on site’ opslagfaciliteiten die onderdeel uitmaken van ziekenhuizen of van onderzoeklaboratoria voor daar geproduceerd radioactief afval. Ook kan gedacht worden aan radioactief afval afkomstig van de ontmanteling van een installatie, dat tijdelijk in afwachting van afvoer naar COVRA ‘on site’ wordt opgeslagen.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor deze projecten is een vergunning op grond van artikel 15 van de Kernenergiewet het aangewezen besluit.
C7 Industrieel briketteren van steenkool of bruinkool
Omschrijving project
Geen nadere toelichting.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
C8 Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie
Omschrijving project
Met de productie van hydro-elektrische energie wordt bedoeld energie die is opgewekt uit stromend water.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor rijkswateren geldt hier een omgevingsvergunning voor de beperkingengebiedactiviteit. Voor regionale wateren is er een omgevingsvergunning op grond van de waterschapsverordening.
D. Metaalindustrie
Omschrijving projecten
Algemeen geldt dat de 13 verschillende projecten binnen deze categorie redelijk voor zich spreken. Om die reden is hier geen omschrijving voor elk project opgenomen.
Binnen deze categorie is alleen de productie van ruw ijzer en staal in geïntegreerde hoogovenbedrijven (D1) en de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés (D2) voor elke oprichting direct mer-plichtig. Alle overige ijzer- en staalbewerkingen vallen onder de mer-beoordelingsplicht. Dit betreft bijvoorbeeld de motorvoertuigenindustrie, de vliegtuigindustrie, scheepswerven en spoorwegmaterieelfabrieken. In deze bedrijven ondergaan metalen een eerste bewerking of ondergaan ze een verdere bewerking tot tussenproduct of eindproduct.
Ook de installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door een elektrolytisch of chemisch procedé (D7) vallen hieronder.
Deze laatste projecten komen ook voor als onderdeel bij bijvoorbeeld de metaalverwerkende bedrijven. De mer-beoordelingsplicht kan dus ook van toepassing zijn op verfstraten die behoren bij een metaalbewerkend of -verwerkend bedrijf.
De technieken ‘poedercoaten’ of ‘verwerken van watergedragen verf’ vallen niet onder de formulering van D7 en daarmee ook buiten het toepassingsbereik van dit project.
Besluit
Voor deze gehele categorie geldt dat de vergunning voor een milieubelastende activiteit het aangewezen besluit is.
E. Minerale industrie
Omschrijving projecten
Algemeen geldt dat de zes verschillende projecten binnen deze categorie redelijk voor zich spreken. Om die reden is hier geen omschrijving voor elk project opgenomen.
Binnen deze categorie geldt voor projecten voor de winning van asbest voor elke oprichting een mer-plicht. Ook voor de bewerking en verwerking van asbest geldt in bepaalde gevallen een directe mer-plicht. Het begrip asbest is gedefinieerd in het Besluit activiteiten leefomgeving. Het gaat concreet om de oprichting, wijziging of uitbreiding die betrekking heeft op de bewerking of verwerking van:
- 1°
asbestcement met een capaciteit van meer dan 20.000 ton eindproduct per jaar, of
- 2°
remvoeringen met een capaciteit van meer dan 50 ton eindproduct per jaar, of
- 3°
andere asbesthoudende producten met een verbruik van meer dan 200 ton asbest per jaar.
Alle overige industriële minerale projecten vallen onder de mer-beoordelingsplicht. Het gaat dan om projecten voor de vervaardiging van cement, het vervaardigen van glas, met inbegrip van glasvezels, het smelten van minerale vezels en de vervaardiging van keramische producten door bakken.
Het vervaardigen van glas omvat niet alleen het produceren van glazen gebruiksvoorwerpen, zoals glas voor vensters, maar ook het bewerken en verwerken van aangevoerd glas. Ook valt de vervaardiging van glasvezel(producten) en laboratoriumglaswerk hieronder.
Besluit
Voor alle projecten binnen deze categorie is de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit het aangewezen besluit.
F. Chemische industrie en raffinage
F1 Raffinaderijen van ruwe aardolie, met uitzondering van bedrijven die alleen smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen
Omschrijving project
Dit project van kraakprocessen omvat alle installaties waarin het residu van de primaire ruwe oliedestillatie — een product met een kookpunt boven 370°C — wordt omgezet in lichtere, laagkokende producten, zoals benzinecomponenten. Zowel katalytische kraakprocessen zoals ‘catcracking’ en ‘hydrocracking’ van vacuüm gasolie, als thermische kraakprocessen, zoals ‘delayed coking’ en ‘fluid coking’ van vacuüm residu, als ‘catcracking’ en ‘hydrocracking’ van residu van de primaire destillatie vallen hieronder.
Drempel mer-plicht
Elke oprichting van een raffinaderij is mer-plichtig.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
F2 Installaties voor vergassing en vloeibaarmaking van steenkool of bitumineuze schisten
Omschrijving project
Geen nadere toelichting.
Drempel mer-plicht
De drempel voor de mer-plicht bij deze projecten ligt bij een verwerkingscapaciteit van 500 ton of meer steenkolen of bitumineuze schisten per dag.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
F3 Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van
- a.
organische basischemicaliën;
- b.
anorganische basischemicaliën;
- c.
fosfaat, stikstof of kalium houdende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen);
- d.
basisproducten voor gewasbeschermingsmiddelen en van biociden, als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
- e.
farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé; of
- f.
explosieven
Omschrijving project
De mer-richtlijn maakt onderscheid tussen geïntegreerde chemische installaties (in bijlage I) en de chemische industrie (in bijlage II). In bijlage V is respectievelijk opgenomen in project F3 en de projecten F5 en F6. Bij geïntegreerde chemische installaties gaat het om de meer complexe installaties.
Voor het tot stand brengen van elk chemisch product worden fysische of chemische processtappen doorlopen. Binnen het productieproces zijn doorgaans enkele essentiële stappen aan te wijzen. Soms is één eenvoudige processtap voldoende om tot het gewenste product te komen, soms is een aantal stappen noodzakelijk.
Een chemische installatie is een uit een of meer proceseenheden bestaand geheel. De verschillende proceseenheden binnen de installatie zijn niet altijd met elkaar verbonden. Een functionele binding tussen de verschillende proceseenheden is vereist om te kunnen spreken van een geïntegreerde chemische installatie. Er is sprake van een functionele binding als de output van de ene proceseenheid als input dient van de andere proceseenheid. Dit hoeft niet altijd rechtstreeks te gebeuren. Soms zit tussen beide proceseenheden een extra schakel, zoals een opslagtank. De binding kan bijvoorbeeld blijken uit de onderlinge afhankelijkheid: als de ene proceseenheid bijvoorbeeld uitvalt, moet ook de andere worden stilgelegd. De term ‘geïntegreerd’ heeft dus betrekking op een functionele binding van proceseenheden binnen een chemische installatie en niet op een integratie van die chemische installatie met al bestaande andere chemische installaties.
Dit is van belang bij de uitbreiding van een bestaande chemische installatie met een nieuwe installatie. Als het nieuwe deel in zichzelf geïntegreerd is — en dus uit verschillende proceseenheden bestaat die functioneel met elkaar verbonden zijn — moet dit nieuwe deel worden beschouwd als de oprichting binnen deze projecten. Een functionele of technische binding met de bestaande installatie is hierbij niet relevant.
Drempel mer-plicht
De oprichting van een geïntegreerde chemische installatie is in alle gevallen, ongeacht de verwerkingscapaciteit, onderworpen aan een mer-plicht.
Voor de (zelf niet geïntegreerde) wijzigingen of uitbreidingen van geïntegreerde chemische installaties geldt een mer-beoordelingsplicht.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
F4 Cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool)
Omschrijving project
Geen nadere toelichting.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
F5 Behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën en
F6 Productie van gewasbeschermingsmiddelen of van biociden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren of peroxiden
Omschrijving project
De projecten F5 en F6 betreffen de chemische industrie voor zover er geen sprake is van de geïntegreerde chemische bedrijven zoals omschreven bij project F3.
In het Besluit milieueffectrapportage werd nog het woord bestrijdingsmiddelen gebruikt, met een verwijzing naar de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Nu wordt direct verwezen naar het Besluit activiteiten leefomgeving, waar de begrippen gewasbeschermingsmiddel en biociden op dezelfde wijze als in de genoemde wet zijn gedefinieerd. Het betreft hier niet alleen de middelen voor landbouwkundig gebruik, maar ook de middelen zoals pesticiden, herbiciden en fungiciden voor ander gebruik, zoals in huishoudens.
Onder farmaceutische producten worden verstaan — in het groot bereide — geneesmiddelen.
Het formuleren van farmaceutische producten, dat is het in een verwerkbare vorm brengen van het door de consument te gebruiken geneesmiddel, valt hier niet onder.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
G. Voedingsmiddelenindustrie
Omschrijving project
In deze categorie vallen negen projecten: vervaardiging van oliën of vetten, conservenindustrie, verwerking van zuivel, bierbrouwerijen en mouterijen, siroop- en suikerwarenfabrieken, suikerfabrieken, zetmeelfabrieken, vismeel- en visoliefabrieken en slachterijen.
De meeste projecten spreken voor zich. Onder de ‘conservenindustrie’ in project G2 wordt verstaan het conserveren van dierlijke en plantaardige producten in glas, blik of kunststof. Onder dit project valt ook de ‘petfoodindustrie’.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
H. Overige industrie
Algemeen geldt dat de acht verschillende projecten binnen deze categorie redelijk voor zich spreken. Om die reden is hier geen omschrijving voor elk project opgenomen.
Binnen deze categorie geldt voor industriële installaties voor het vervaardigen van papierpulp uit hout of andere vezelstoffen voor elke oprichting een mer-plicht. Ook voor de industriële installaties voor het vervaardigen van papier of karton geldt in bepaalde gevallen een directe mer-plicht. Het gaat dan om gevallen waarbij de oprichting, wijziging of uitbreiding van installatie betrekking heeft op een productiecapaciteit van meer dan 200 ton per dag.
Besluit
In alle gevallen geldt de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit als aangewezen besluit.
I. Opslag
Deze categorie is een verzameling van vijf projecten die de opslag van diverse zaken betreffen. Voor de opslag van stoffen was de eerdere indeling in het Besluit milieueffectrapportage soms onduidelijk. Uit de vernieuwde guidance van de Europese Commissie3. is duidelijk geworden dat de kopjes die in de bijlage bij de mer-richtlijn zijn opgenomen (bijvoorbeeld: chemische industrie, of energie-industrie) niet betekenen dat de genoemde projecten alleen daar kunnen voorkomen. Ook om die reden is de opslag losgekoppeld van de eventuele industrietakken of andere activiteiten waar ze kunnen voorkomen.
I1 Installaties voor het afvangen van CO2-stromen voor geologische opslag op grond van richtlijn geologische opslag van kooldioxide, en
I2 Opslaglocaties op grond van richtlijn geologische opslag van kooldioxide
Omschrijving project
I1 en I2 zijn twee projecten die samenhangen met de richtlijn geologische opslag van kooldioxide. Met deze richtlijn is zowel het afvangen als de opslag van CO2 onder de werking van de mer-richtlijn gebracht.
Drempel mer-plicht
Voor opslaglocaties van CO2 op grond van de richtlijn geologische opslag van kooldioxide geldt voor elke oprichting een mer-plicht.
Voor de installaties voor het afvangen van die stromen die worden opgeslagen geldt een mer-plicht voor de oprichting, wijziging of uitbreiding als:
- 1°
de CO2-stromen afkomstig zijn van installaties waarvoor de mer-plicht, bedoeld in artikel 16.43 eerste lid, onder a, van de wet geldt; of
- 2°
de totale jaarlijkse afvang van CO2 1,5 megaton of meer bedraagt.
De voorwaarde onder onderdeel 1 houdt in dat de CO2-stroom afkomstig moet zijn van een installatie die zelf al onder de mer-plicht valt. Dit betekent dat de installatie moet voldoen aan de voorwaarden van kolom 2 van bijlage V, bijvoorbeeld een thermische installatie voor de productie van elektriciteit van 300 MW of meer (project C1).
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
I3 Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten
Omschrijving project
Geen nadere toelichting.
Drempel mer-plicht
De drempel voor de mer-plicht voor deze projecten is een capaciteit van 200.000 ton of meer. Volgens de bij deze projecten gebruikelijk maat (m3) gaat het dan om circa 240.000 m3 opslagruimte of meer.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
I4 Bovengrondse opslag van aardgas of fossiele brandstoffen en I5 Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen
Omschrijving project
Deze projecten betreffen de bovengrondse opslag van aardgas en fossiele brandstoffen en de ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen. Voor aardolie is van belang om eerst naar project I3 te kijken.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
J. Infrastructuur en ruimte
J1 Wegen
Omschrijving project
Deze projecten gaan over de aanleg, wijziging of uitbreiding van wegen. Dit heeft zowel betrekking op autosnelwegen en autowegen in beheer bij het Rijk, als op provinciale of gemeentelijke wegen.
Over het begrip ‘aanleg’ in de mer-richtlijn heeft het Hof van Justitie enkele uitspraken gedaan. Er is sprake van ‘aanleg’ bij de bouw van een voorheen niet-bestaand bouwwerk, of, van een wijziging, in materiële zin, van reeds bestaande bouwwerken (zie in die zin arrest van 17 maart 2011, Brussels Hoofdstedelijk Gewest e.a., C-275/09, EU:C:2011:154, punt 26). Voor de interpretatie van dat laatste is het dan van belang om te bepalen of de wijziging, gelet op de omvang en de modaliteiten ervan, gelijkstaat aan de aanleg van een nieuw bouwwerk (zie in die zin arresten van 25 juli 2008, Ecologistas en Acción-CODA, C-142/07, EU:C:2008:445, punt 36, en 17 maart 2011, Brussels Hoofdstedelijk Gewest e.a., C-275/09, EU:C:2011:154, punt 27).
Wijziging of uitbreiding kan bijvoorbeeld zijn een wegverbreding in de vorm van de fysieke aanleg van nieuwe rijstroken naast de al bestaande. Ook grootschalige ingrepen zoals de aanleg van bruggen, tunnels of viaducten, waarbij de wegcapaciteit aanmerkelijk wordt vergroot, vallen hieronder.
Naast bovengenoemde ingrepen zijn er ook andere denkbaar. Het gaat daarbij om zogenaamde verkeersbenuttingsmaatregelen, zoals het creëren van extra rijstroken zonder (fysieke) aanpassing van het weglichaam of het gebruik van de vluchtstrook als extra rijstrook.
Drempel mer-plicht
De aanleg van autosnelwegen en autowegen is in alle gevallen mer-plichtig. Dit geldt ook als de autoweg deels is gelegen binnen de bebouwde kom.
Daarnaast is ook mer-plichtig:
- —
de aanleg, wijziging of uitbreiding van een nieuwe weg met vier of meer rijstroken die betrekking heeft op een ononderbroken tracélengte van 10 km of meer; of
- —
de verlegging of verbreding van een bestaande weg met twee rijstroken of minder tot een weg met vier of meer rijstroken die betrekking heeft op een ononderbroken tracélengte van 10 km of meer.
Besluit
Voor de aanleg van wegen door het rijk zal doorgaans het projectbesluit het relevante besluit zijn. In bepaalde situaties is het gebruik van de projectprocedure wettelijk verplicht, zie hiervoor artikel 5.46 van de Omgevingswet.
In de overige gevallen vindt de besluitvorming over de aanleg of wijziging van wegen meestal plaats in het kader van de planvorming. Voor de mer- en mer-beoordelingsplicht van projecten is daarvoor het omgevingsplan aangewezen.
J2 Spoorwegen en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations
Omschrijving project
Onder de aanleg, wijziging of uitbreiding van spoorwegen en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations wordt bijvoorbeeld het volgende verstaan:
- —
het opnieuw in gebruik nemen van al aangelegde railwegen;
- —
een spoorwegverbreding;
- —
boogstraalverruimingen, die kunnen nodig zijn wanneer er met hogere snelheden wordt gereden;
- —
overladingsstations en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen betreffen bijvoorbeeld de overslag van een trein op een vrachtauto of op een binnenschip.
Drempel mer-plicht
De mer-plicht geldt alleen voor de aanleg van spoorwegen voor spoorverkeer over lange afstand. Dit kan ook een regionale lijn betreffen. De afstand heeft betrekking op de aan te leggen lengte van de spoorweg. Ook een verdubbeling van het spoor kan onder deze projecten vallen, als die verdubbeling zelf over lange afstand plaatsvindt.
Hieronder worden niet verstaan de aanleg van keer- en inhaalsporen en wijzigingen van seinen en wissels op emplacementen of vrije baan. Als gevolg van de bovengenoemde vernieuwde guidance van de Europese Commissie voor de uitleg van de projecten van de mer-richtlijn, is de mer-plicht beperkt tot de aanleg over lange afstand. Dit heeft te maken met de interpretatie van categorie 24 van bijlage I bij de mer-richtlijn. Als een categorie geen drempel heeft voor de mer-plicht, dan geldt dat de wijziging of uitbreiding altijd onder de mer-beoordelingsplicht valt. Volgens de guidance geldt dit ook voor ‘spoorwegen over lange afstand’. De wijziging of uitbreiding is daarmee verschoven naar de mer-beoordelingsplicht.
Besluit
Voor spoorwegen is in bepaalde gevallen het projectbesluit verplicht, dit geldt als het voldoet aan de omschrijving in artikel 5.46 van de Omgevingswet. Ook zal in bepaalde gevallen gekozen worden voor een projectbesluit.
Daarnaast is het omgevingsplan aangewezen.
J3 Tramrails, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en gelijksoortige bijzondere constructies
Omschrijving project
Deze projecten betreffen de aanleg, wijziging of uitbreiding van lokale tramverbindingen, metro, de aanleg van een zweefspoor of een andere bijzondere constructie, de aanleg van een bedrijfsspoor, als ook de zogenaamde light rail.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor deze projecten zal naar verwachting in bepaalde gevallen een projectbesluit worden genomen. Daarnaast is het omgevingsplan aangewezen.
J4 Binnenvaarwegen
Omschrijving project
Een binnenvaarweg is een water bedoeld om een vaarverbinding te bieden. Het gaat hierbij om rivieren, kanalen of gegraven vaargeulen in een oppervlaktewater.
In voorkomende gevallen kan ook de aanleg van sluizen of stuwen deel uitmaken van het project.
Zeewaterwegen vallen hier niet onder.
Drempel mer-plicht
De drempel van de mer-plicht is als volgt:
- 1°
de aanleg van een binnenvaarweg die kan worden bevaren door schepen met een laadvermogen van meer dan 1.350 ton;
- 2°
een wijziging of uitbreiding van een binnenvaarweg die betrekking heeft op:
- a.
een vergroting van het ruimteoppervlak met 20% of meer van een binnenvaarweg die kan worden bevaren door schepen met een laadvermogen van meer dan 1.350 ton;
- b.
een structurele verandering waarbij meer dan 5.000.000 m3 grond wordt verzet.
Volgens de mer-richtlijn is een wijziging of uitbreiding alleen mer-plichtig als deze wijziging of uitbreiding op zichzelf voldoet aan de drempel. Dat is in het geval van een binnenvaarweg niet werkbaar. Daarom is in het verleden al gekozen voor een wel werkbare en gelijkwaardige drempelwaarde die aansluit bij de bedoeling van de richtlijn.
Uit de formulering van de drempel wordt duidelijk dat het moet gaan om structurele veranderingen en niet om baggerwerkzaamheden om vaarwegen op diepte te houden.
In het Besluit milieueffectrapportage was voorheen ook nog de verlegging van het zomerbed van een waterweg opgenomen, zoals bochtafsnijdingen. Dit was mer-plichtig voor zover de binnenvaarweg geschikt is voor schepen met een laadvermogen van 1.350 ton of meer en voor zover de verlegging van het zomerbed een oppervlakte beslaat van 50 ha of meer. Deze optie is niet meer apart opgenomen, omdat deze feitelijk altijd onder 2°, onder b, valt.
Besluit
Evenals bij wegen en spoorwegen is bij binnenvaarwegen het projectbesluit in bepaalde gevallen verplicht aangewezen voor projecten waarbij het rijk bevoegd gezag is en het project voldoet aan de voorwaarden van artikel 5.46 van de Omgevingswet.
Ook in andere gevallen kan een projectbesluit worden vastgesteld. Als het waterschap een projectbesluit vaststelt dan is de goedkeuring van gedeputeerde staten als besluit aangewezen voor de mer-plicht. Een eigen vergunning van een waterschap valt onder de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit.
In andere, kleinere gevallen kan mogelijk ook een omgevingsplan in de mogelijke aanleg, wijziging of uitbreiding voorzien, waardoor ook het omgevingsplan als besluit is aangewezen.
J5 Havens
- a.
een haven voor de binnenscheepvaart;
- b.
een zeehandelshaven; of
- c.
een visserijhaven
Omschrijving project
Tot havens worden gerekend havens voor civiel gebruik door de binnenscheepvaart, civiel gebruik door de zeescheepvaart en visserijhavens. Het gaat hier om de gehele haven, inclusief de bij de haven behorende terreinen en installaties.
Drempel mer-plicht
Er is sprake van een mer-plicht als sprake is van een geval als bedoeld onder a of b:
- 1°
de aanleg van een haven die bevaarbaar is voor schepen met een laadvermogen van meer dan 1.350 ton; of
- 2°
de wijziging of uitbreiding van een haven die betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer.
Conform de mer-richtlijn is de mer-plicht gekoppeld aan de bevaarbaarheid van een haven voor schepen met een laadvermogen van 1350 ton per jaar. Een mer-plicht geldt voor havens voor de binnenvaart en de zeehandel, niet voor de visserijhavens.
Naar analogie van project J4 is voor de drempel voor de mer-plicht van wijziging en uitbreiding gezocht naar een werkbare en gelijkwaardige drempelwaarde. Deze is gelijk aan de drempel zoals die voorheen was opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage.
Besluit
Voor de aanleg van havens geldt geen afzonderlijke procedure, wel zou een projectbesluit aan de orde kunnen zijn. Het besluit dat hier aanvullend op de kop van de kolom is aangewezen is daarom het omgevingsplan.
J6 Een met het land verbonden en buiten een haven gelegen pier voor lossen en laden, met uitzondering van pieren voor veerboten
Omschrijving project
Dit project hangt samen met project J5, havens. Hier gaat het om havengerelateerde projecten die echter buiten de haven zelf liggen.
Drempel mer-plicht
Een met het land verbonden en buiten een haven gelegen pier voor het lossen en laden van schepen met een laadvermogen 1350 ton of meer is mer-plichtig met uitzondering van de pieren voor veerboten.
Naar analogie van de projecten J4 en J5 is voor de drempel voor de mer-plicht van wijziging en uitbreiding gezocht naar een werkbare en gelijkwaardige drempelwaarde. Deze is gelijk aan de drempel zoals die was opgenomen in het Besluit milieueffectrapportage.
Besluit
Voor deze projecten geldt geen afzonderlijke procedure, wel zou een projectbesluit aan de orde kunnen zijn. Het besluit dat hier is aangewezen is daarom het omgevingsplan.
J7 Luchthavens
Omschrijving project
Dit project betreft de aanleg, inrichting of het gebruik van een luchthaven, en de wijziging of uitbreiding daarvan. Voorbeelden van deze projecten zijn: de luchthaven krijgt de beschikking over een nieuwe start- of landingsbaan, een verlenging, verbreding of verharding van een start- of landingsbaan, een wijziging van de geluidszone, de intensivering of wijziging van het gebruik van de luchthaven of van de banen. Om te bepalen wanneer sprake is van een wijziging of uitbreiding van het gebruik, is een koppeling gemaakt met de wijziging van de beperkingengebieden voor externe veiligheid en geluid of een wijziging van de grenswaarden. Het luchthavengebied zelf is geen onderdeel van het beperkingengebied. Een wijziging van een beperkingengebied of grenswaarde wordt altijd opgenomen in een luchthavenindelingsbesluit of luchthavenbesluit. Deze koppeling komt overeen met de criteria uit het Besluit mer.
Onder luchthavens vallen ook helihavens.
Drempel mer-plicht
De aanleg of uitbreiding van een luchthaven is mer-plichtig als het een nieuwe start- of landingsbaan van 2100 m of meer betreft, of een uitbreiding waarbij de drempelwaarde van 2100 m of meer door de uitbreiding zelf wordt gehaald.4. Dus bijvoorbeeld als er nog een start- landingsbaan van 2.100 m bij komt, of als er sprake is van een verlenging van een start- of landingsbaan met 2.100 m. Een verlenging van 1.800 m naar 2.300 m valt daar niet onder, een verlenging van 1.000 m naar 3.100 m wel.
Besluit
Voor de luchthaven Schiphol kan het zowel gaan om een Luchthavenindelingsbesluit (LIB) als om een Luchthavenverkeersbesluit (LVB). Voor de andere luchthavens is het Luchthavenbesluit (LB) van toepassing.
J8 Hoogspanningsleidingen
Omschrijving project
Dit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een bovengrondse of ondergrondse hoogspanningsleiding. De mer-richtlijn spreekt alleen over bovengrondse hoogspanningsleidingen. Vanwege milieu en archeologische belangen die anders moeilijk kunnen worden beschermd, zijn ondergrondse leidingen (ook onder water zoals in op of boven de zeebodem) als ‘nationale kop’ op de mer-richtlijn gehandhaafd.
Drempel mer-plicht
Er geldt een mer-plicht als een bovengrondse hoogspanningsleiding een spanning van 220 kV of meer heeft en over een lengte van meer dan 15 km wordt aangelegd.
Besluit
Voor de aanleg van een hoogspanningsleiding zal naar verwachting vaak gebruik worden gemaakt van een projectbesluit.
Op land is daarnaast het omgevingsplan aangewezen als besluit.
Als een hoogspanningsleiding onder water wordt aangebracht, geldt de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit (in dit geval een beperkingengebiedactiviteit). Door beide besluiten te noemen in bijlage V kan de suggestie worden gewekt dat hier ook een eventuele vergunning van een waterschap wordt bedoeld. Dat is niet het geval. In het besluit is dat opgelost door na de aanwijzing van het omgevingsplan ‘of, bij afwezigheid daarvan’ op te nemen.
J9 Buisleidingen voor
- a.
het transport van gas, olie of chemicaliën;
- b.
het transport van kooldioxide (CO2) stromen voor geologische opslag, inclusief de pompstations; of
- c.
stoom of warm water
Omschrijving project
Naast vervoer over de weg of een spoorweg vindt ook vervoer van vloeistoffen en gassen plaats door buisleidingen. De volgende stromen worden onderscheiden: gas, olie, chemicaliën, stoom, warm water en kooldioxide (CO2) bestemd voor geologische opslag, inclusief de pompstations. Bij dit laatste project worden met pompstations ook de injectie-installaties bedoeld.
Het project heeft betrekking op de buisleidingen en bijbehorende installaties die voor het transporteren noodzakelijk zijn. De voorzieningen voor de aanlanding van buisleidingen valt ook binnen dit project.
Een wijziging of uitbreiding van een buisleiding kan betrekking hebben op een aftakking of verlegging van een buisleiding. Ook kan het gaan om het plaatsen van een zwaardere pomp op de leiding of de verandering van de stof die er doorheen wordt getransporteerd.
Drempel mer-plicht
De mer-plicht geldt voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van buisleidingen voor het transport van gas, olie, chemicaliën of CO2, als de aanleg, wijziging of uitbreiding betrekking heeft op een buisleiding met een diameter van meer dan 80 cm en een lengte van meer dan 40 km.
Bij het bepalen van de drempelwaarde van de lengte (meer dan 40 km) moet worden gekeken naar de totale lengte van de leiding, dus zo nodig ook het deel dat of de delen die in andere gemeenten of zelfs in het buitenland liggen.
Besluit
Voor de aanleg van een buisleiding op het land is het omgevingsplan het aangewezen besluit.
Voor buisleidingen in of op de bodem van de Noordzee is dat een omgevingsvergunning voor een beperkingengebiedactiviteit (met betrekking tot het waterstaatswerk de Noordzee). Evenals bij project J8 is gekozen voor een formulering ‘of, bij afwezigheid daarvan’ voor de aanwijzing van de omgevingsvergunning voor de wateractiviteit.
J10 Industrieterrein
Omschrijving project
Het aanleggen (en wijzigen of uitbreiden) van een industrieterrein kan worden gezien als een eerste project in een reeks waarvan de oprichting van bedrijven onderdeel uitmaakt, die uiteindelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Door de keuze van de locatie en inrichting van een industrieterrein kan sturend worden opgetreden ten aanzien van de industriële ontwikkeling in een gebied, met name om mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen of te mitigeren.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Het omgevingsplan is het aangewezen besluit voor dit project.
J11 Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen
Omschrijving project
Een stedelijk ontwikkelingsproject is een ruim begrip, waar onder andere woningbouw, de bouw van kantoren, universiteiten, bioscopen, theaters, winkelcentra, woonboulevards, parkeerterreinen, ziekenhuizen en scholen onder vallen. Tot een stedelijk ontwikkelingsproject worden ook alle voorzieningen gerekend die moeten worden getroffen voor dat project, zoals de aanleg van infrastructuur. Een project dat in meer dan één gemeente is gepland, moet gezien worden als één, samenhangend project.
Er kan overigens geen misverstand over bestaan dat ook ‘dorpen’ hieronder vallen. Wat een ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ inhoudt kan van regio tot regio verschillen. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval, zoals de aard en de omvang van het voorziene project. Hierin verschilt het van het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’, zoals dat wordt gehanteerd bij de Ladder van duurzame verstedelijking, dat een eigen zelfstandige betekenis heeft. Voor het uitvoeren van de mer-beoordeling voor een stedelijk ontwikkelingsproject kan gekeken worden of er per saldo aanzienlijke negatieve milieueffecten kunnen zijn. Indien bijvoorbeeld een woonwijk wordt afgebroken en er komt een nieuwe voor in de plaats voor een vergelijkbaar aantal mensen, zal dit in de regel per saldo geen of weinig negatieve milieueffecten hebben. Overigens moeten sloopwerkzaamheden wel worden betrokken bij de mer-beoordeling. Bij een uitbreiding zal er eerder sprake kunnen zijn van aanzienlijke negatieve milieueffecten.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Het omgevingsplan is voor deze projecten het aangewezen besluit.
J12 Landinrichtingsprojecten
Omschrijving project
Landinrichtingsprojecten zijn projecten waarbij de inrichting van het landelijk gebied wordt aangelegd in overeenstemming met de functies van dat gebied. Deze functies zijn natuur (bos(bouw), landschap), recreatie (openluchtrecreatie, cultuurhistorie) en landbouw (tuinbouw, intensieve veehouderij).
Landinrichting omvat maatregelen en voorzieningen ten behoeve een of meer functies. Het betreft meestal een gecombineerde uitvoering van maatregelen gericht op de waterhuishouding, verkaveling, ontsluiting of beplantingen voor de genoemde functies. Projecten zoals genoemd onder projecten A3 en A4 vallen hier niet onder. Een voorbeeld uit het verleden is de herstructurering van de glastuinbouw of de aanleg van bloembollengebieden. Uitgezonderd zijn landinrichtingsprojecten met een administratief karakter.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Het omgevingsplan is voor deze projecten het aangewezen besluit.
J13 Landwinning in zee
Omschrijving project
De mer-richtlijn sprak oorspronkelijk over landwinning uit zee (bijlage II, onder 1 g), maar dit is recent aangepast. De formulering ‘uit zee’ doet meer denken aan zandwinning, waar het hier niet om gaat.
Met landwinning in zee wordt elke ophoging van de zeebodem in de Noordzee of de Waddenzee en van de bodem van grote binnenwateren, zoals het IJsselmeer en de Zeeuwse wateren, bedoeld, althans als deze bodem bij hoog water niet onder de waterspiegel komt te liggen. In dit verband moet worden gedacht aan industrie-eilanden, buitengaatse overslagplaatsen of opspuitingen.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Naar verwachting zal voor een landwinning in zee een projectbesluit worden vastgesteld. Om die reden is ook de goedkeuring van gedeputeerde staten genoemd in het geval een waterschap een projectbesluit vaststelt.
Bij dit project zijn ook de omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit en de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit opgenomen. In dat laatste geval gaat het om een beperkingengebiedactiviteit.
K. Waterbeheer
K1 Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater
Omschrijving project
Het onttrekken van grondwater of het kunstmatig aanvullen ervan komen doorgaans voor bij de drinkwatervoorziening en de industriële watervoorziening.
Ook de grote bemalingen van bouwputten, bodemsaneringen en proefprojecten voor de waterwinning vallen hieronder.
Drempel mer-plicht
De drempel voor de mer-plicht ligt bij een hoeveelheid onttrokken of aangevuld water van 10.000.000 m3 of meer water per jaar. Deze drempel geldt ook voor een wijziging of uitbreiding met deze hoeveelheid.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een wateractiviteit is het aangewezen besluit. Dit omvat zowel de wateronttrekkingsactiviteit als de eigen vergunning van het waterschap. Daarnaast is voor de provinciale vergunningen de omgevingsvergunning op grond van een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 5.4 van de Omgevingswet aangewezen.
K2 Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomge-bieden, met uitzondering van overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater
Omschrijving project Bij deze
Bij deze projecten gaat het om de overbrenging van grote hoeveelheden oppervlaktewater uit het ene stroomgebied naar het andere stroomgebied. Een van de redenen hiervoor kan zijn de waterschaarste in het ontvangende stroomgebied. Als stroomgebieden zijn in Nederland de stroomgebieden van de Eems, Rijn, Maas en Schelde aangewezen. Zoals uit de omschrijving blijkt valt de overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater niet onder dit project.
Drempel mer-plicht
De mer-plicht geldt voor de aanleg, wijziging of uitbreiding als:
- 1°
de overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan 100.000.000 m3 per jaar; of
- 2°
het meerjarig gemiddelde jaardebiet van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer bedraagt dan 2.000.000.000 m3 en de hoeveelheid overgebracht water 5% van dit debiet overschrijdt.
Van belang is dat onderdeel 1 alleen van toepassing is als het doel het voorkomen van waterschaarste is. Dat geldt niet voor onderdeel 2.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een wateractiviteit is het aangewezen besluit. Daarnaast is voor de provinciale vergunningen de omgevingsvergunning op grond van een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 5.4 van de Omgevingswet aangewezen.
Een dergelijk project kan ook door het waterschap met een projectbesluit worden vastgesteld. Om die reden is ook de goedkeuring van gedeputeerde staten op grond van artikel 16.72 van de Omgevingswet opgenomen.
K3 Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of voor de langere termijn opslaan van water
Omschrijving project
Dit project betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van voorraadbekkens, waterbekkens of een stuwdam voor het voor de langere termijn opslaan van water.
De opslag van water kan ook om andere redenen dan watervoorziening plaatsvinden, zoals voor de elektriciteitsvoorziening, in dat geval is er een samenhang met project C8 (installaties voor de productie van hydro-energie).
Drempel mer-plicht
De aanleg, wijziging of uitbreiding die betrekking heeft het stuwen of permanent opslaan van water met een capaciteit van meer dan 10.000.000 m3 is mer-plichtig. Let op de toevoeging van het woord ‘permanent’, in tegenstelling tot de bredere insteek van de naam van dit project ‘voor de langere termijn’.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een wateractiviteit is het aangewezen besluit. Een dergelijk project kan ook door het waterschap met een projectbesluit worden vastgesteld. Om die reden is ook de goedkeuring van gedeputeerde staten op grond van artikel 16.72 van de Omgevingswet opgenomen.
K4 Werken voor kanalisering en werken ter beperking van overstromingen
Omschrijving project
Project K4 bevat twee verschillende projecten, kanaliseringswerken en werken die benodigd zijn voor het beperken van overstromingen. Bij de werken ter beperking van overstromingen gaat het om de primaire waterkeringen, regionale waterkeringen en bergingsgebieden. Werkzaamheden die gericht zijn op het behouden of herstellen van de toestand conform de legger vallen hier niet onder.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor primaire waterkeringen moet altijd een projectbesluit worden vastgesteld, zie hiervoor artikel 5.46 van de Omgevingswet. Voor een projectbesluit van een waterschap is om die reden ook de goedkeuring van gedeputeerde staten op grond van artikel 16.72 van de Omgevingswet opgenomen. Voor andere gevallen is de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit als besluit aangewezen.
K5 Aquaducten over lange afstand
Omschrijving project
Dit project betreft de aanleg van kunstmatige open ‘kanalen’ voor het transport van water voor de drinkwatervoorziening of landbouwdoeleinden over lange afstand.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Het omgevingsplan is als besluit aangewezen.
K6 Kustwerken om erosie te bestrijden of maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden of van andere kustverdedigingswerken, met uitzondering van het onderhoud en herstel van deze werken
Omschrijving project
De werken die onder deze projecten kunnen vallen, worden voor een deel gedekt door de omschrijving van de aanleg van havens en pieren (projecten J5 en J6) en primaire waterkeringen onder project K4. Zoals uit de naam van het project al blijkt, valt onderhoud en herstel van deze werken buiten dit project. Ook kustsuppleties worden beschouwd als onderhoud.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor dit project zal vaak een projectbesluit worden vastgesteld. Voor een projectbesluit van een waterschap is om die reden ook de goedkeuring van gedeputeerde staten op 16.72 van de Omgevingswet opgenomen.
Voor eventuele andere gevallen is de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit als besluit aangewezen.
K7, K8 en K9 Wijzigingen van de Maatgevende Peil Verwachting of een (streef)peil
Omschrijving project
Peilwijzigingen zijn niet genoemd in de mer-richtlijn en zijn specifieke Nederlandse projecten met mogelijk grote onomkeerbare gevolgen. Met peilwijzigingen worden structurele wijzigingen van het (streef-)peil bedoeld en niet schommelingen als gevolg van veranderingen in de toevoer van water.
Peilwijzigingen van een bepaalde omvang zijn daarom onderworpen aan een mer-beoordeling. Het gaat om de onderstaande drie projecten.
K7: Oosterschelde. De Oosterschelde staat in open verbinding met de zee, behalve wanneer de stormvloedkering wordt gesloten en deze dan de primaire waterkering is. De Oosterscheldekering wordt gesloten wanneer hoge waterstanden worden verwacht. Bepalend hiervoor is de Maatgevende Peil Verwachting (MPV), het verwachte peil waarboven de Oosterscheldekering gesloten moet zijn.
K8: Grote wateren afgesloten van de zee. In de grote, van de zee afgesloten wateren wordt het waterpeil in enigermate beheerst. Deze grote wateren zijn het Veerse Meer, de Grevelingen, het Haringvliet, het Markermeer en het IJsselmeer met zijn randmeren.
Voor deze Rijkswateren onder K7 en K8 geldt een mer-beoordelingsplicht als het gaat om een wijziging van het peil met 16 cm of meer.
K9: Andere grote wateren. Buiten de bij het Rijk in beheer zijnde grote wateren is peilverlaging mer-beoordelingsplichtig als het gaat om een structurele peilverlaging van 16 cm of meer die in één of meer van de aangewezen gebieden5. plaatsvindt en betrekking heeft op een oppervlakte van 200 ha of meer.
Onder oppervlakte wordt alle oppervlakte, zowel water als land, gerekend, waarop de peilwijziging van invloed is. Omdat deze projecten een ‘nationale kop’ zijn op de mer-richtlijn, kan de invulling ervan nationaal bepaald worden. De drempels die bij deze projecten zijn genoemd, zijn absoluut, beneden de drempel geldt geen mer-beoordelingsplicht.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Peilbesluit op grond artikel 2.41 van de Omgevingswet.
L. Afval- en afvalwaterbeheer
Onder deze categorie vallen de projecten die betrekking hebben op de verwijdering van afvalstoffen en de rioolwaterzuiveringsinstallaties. Voor de opslag of verwijdering van radioactieve afvalstoffen wordt verwezen naar projecten C5 en C6 van deze bijlage.
L1 Installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen
Omschrijving project
Dit project betreft alleen installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen. Voor de opslag of verwijdering van radioactieve afvalstoffen wordt verwezen naar de projecten C5 en C6 van dit besluit.
Drempel mer-plicht
Er geldt voor dit project een mer-plicht voor elke oprichting van een installatie voor de verbranding, de chemische behandeling, het storten of het in de diepe ondergrond brengen van gevaarlijke afvalstoffen. Dit betekent tevens dat elke wijziging of uitbreiding van deze installaties onder de mer-beoordelingsplicht valt.
Voor de chemische behandeling van afvalstoffen wordt in bijlage I bij de mer-richtlijn verwezen naar bijlage IIA bij de kaderrichtlijn afvalstoffen, onderdeel D9. Voorbeelden hiervan zijn calcineren, pyro- en hydrometallurgie en thermische immobilisatie. Louter fysische behandelingen met gevaarlijke stoffen zoals het verdampen, drogen, ontwateren, scheiden, wassen, breken, destilleren of verdichten vallen hier niet onder.
In de mer-richtlijn is ‘het in de diepe ondergrond brengen van gevaarlijke afvalstoffen’ niet opgenomen. Toch is deze activiteit in navolging van het Besluit milieueffectrapportage om de toen genoemde redenen gehandhaafd. Enerzijds vanwege het grote milieubelang in combinatie met de beperkte ervaring in ons land met het in de diepe ondergrond brengen van gevaarlijke afvalstoffen en anderzijds ter voorkoming van misverstanden omdat het soms onduidelijk kan zijn of er sprake is van ‘in de diepe ondergrond brengen’ of van ‘storten’, en dat laatste valt wel onder de mer-richtlijn.
Voor alle andere installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, geldt dat de oprichting, wijziging en uitbreiding mer-beoordelingsplichtig is.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
L2 Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afval-stoffen
Omschrijving project
Onder dit project vallen alle installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen.
Het begrip ‘verwijdering’ moet, in navolging van het Massafra-arrest6. ruim worden uitgelegd. Het Hof van Justitie heeft in dit arrest aangegeven dat het begrip ‘afvalverwijdering’ in de zin van de mer-richtlijn een autonoom begrip is dat een betekenis moet krijgen die beantwoordt aan het in de mer-richtlijn nagestreefde doel. Volgens het Hof omvat afvalverwijdering alle handelingen die leiden tot hetzij verwijdering van afvalstoffen in de strikte zin van het woord, hetzij tot nuttige toepassing daarvan. In het Massafra-arrest betekende dit dat ook een installatie voor verbranding van brandstof afkomstig van afvalstoffen en biomassa onder ‘afvalverwijderingsinstallaties’ wordt begrepen. Ook een mestverwerkingsinstallatie kan in beginsel worden aangemerkt als een installatie voor de verwijdering van afvalstoffen.7.
Daarnaast moet de vraag beantwoord worden of sprake is van een afvalstof of van een bijproduct. Voor bijvoorbeeld mest geldt dat dit in beginsel een afvalstof is, maar onder omstandigheden beschouwd wordt als een bijproduct, zie bijvoorbeeld het Brady-arrest.8. Ook de kaderrichtlijn afvalstoffen kent in artikel 5 een definitie van het begrip bijproducten.
Ook voor de niet-gevaarlijke afvalstoffen geldt dat ‘het in de diepe ondergrond brengen’ niet apart genoemd wordt in de mer-richtlijn, maar dat deze activiteit om dezelfde redenen als genoemd bij project L1 wel beschouwd wordt als ‘verwijdering van afvalstoffen’.
Drempel mer-plicht
Er geldt een mer-plicht als het de oprichting, wijziging of uitbreiding betreft van een installatie voor de verbranding en chemische behandeling van niet-gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van 100 ton per dag of meer. Zoals bij project L1 is opgemerkt wordt bij de mer-plicht voor de uitleg van chemische behandeling van afvalstoffen in de mer-richtlijn verwezen naar bijlage IIA bij de kaderrichtlijn afvalstoffen, onderdeel D9. Voorbeelden hiervan zijn calcineren, pyro- en hydrometallurgie en thermische immobilisatie. Louter fysische behandelingen zoals het verdampen, drogen, ontwateren, scheiden, wassen, breken, destilleren of verdichten vallen hier niet onder.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
L3 Rioolwaterzuiveringsinstallaties
Omschrijving project
Een rioolwaterzuiveringsinstallatie zuivert het afvalwater van onder andere huishoudens en bedrijven dat via het riool wordt aangevoerd.
Drempel mer-plicht
Er geldt een mer-plicht voor de oprichting wijziging of uitbreiding van een rioolwaterzuiveringsinstallatie als het een installatie betreft met een capaciteit van 150.000 inwonerequivalenten of meer.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit. Ook is de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit aangewezen.
L4 Slibstortplaatsen
Omschrijving project
Dit betreft projecten voor het storten van slib, behalve baggerspecie zou dit bijvoorbeeld ook zuiveringsslib kunnen zijn.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is als besluit aangewezen.
L5 Opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken
Omschrijving project
Het gaat hier om de oprichting, wijziging of uitbreiding van de opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is als besluit aangewezen.
L6 Installaties voor het verwerken van kadavers van landbouw-huisdieren of delen daarvan, die niet door slachting voor menselijke consumptie zijn gedood, met het doel deze te verwijderen
Omschrijving project
De omschrijving van dit project sluit deels nog aan bij wat bedoeld is met de in bijlage II, categorie 11, onder j, bij de mer-richtlijn omschreven term ‘vilderijen’. In het verleden hield een vilderij zich zowel bezig met het villen van kadavers van dieren, die anders dan door slachting voor menselijke consumptie om het leven waren gekomen, als met het vernietigen daarvan. Maar de activiteit ‘villen van kadavers van landbouwhuisdieren die niet voor menselijke consumptie gestorven zijn’ vindt als zodanig sinds de BSE-crisis in de praktijk niet meer plaats.
Het verwerken van kadavers van landbouwhuisdieren of delen daarvan, die niet door slachting voor menselijke consumptie zijn gedood, heeft vooral betrekking op dieren die op een boerderij zijn gestorven en dieren die door ziekten of in het kader van uitroeiïngsmaatregelen van ziekten zijn gedood. De verwerking hiervan vindt plaats volgens de methoden die worden voorgeschreven in de verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 (PbEU L 300) tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002. De term ‘verwerken’ zoals die hier wordt gebruikt, is afgeleid uit die verordening en betekent dat er sprake moet zijn van handelingen die de eigenschappen of samenstelling van het product veranderen. Voor de duidelijkheid wordt erop gewezen dat daar waar verbranding of meeverbranding van diermeel en dierlijke vetten plaatsvindt, zonder voorafgaande verwerking van kadavers of delen daarvan, niet onder het bereik van dit project vallen. Ook bijvoorbeeld crematoria, waar kadavers van landbouwhuisdieren of delen daarvan worden verbrand zonder de hier bedoelde voorafgaande verwerking, vallen niet onder het bereik van dit project.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
De omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit is het aangewezen besluit.
M. Toerisme, sport en recreatie
Omschrijving projecten
Voor recreatie, sport en toerisme (dag- en verblijfsrecreatie, watersport of wintersport) worden door particulieren en overheden voorzieningen getroffen. Tot deze voorzieningen behoren de volgende projecten: themaparken, skihellingen met bijbehorende voorzieningen, vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen, havens voor de pleziervaart, permanente kampeer- en caravanterreinen en auto- en motorracecircuits.
Bij themaparken moet vooral worden gedacht aan pretparken. Sportvoorzieningen zoals tennisparken en golfbanen vallen hier niet onder.
Hoewel de voorzieningen hier naar analogie van de mer-richtlijn in verschillende projecten zijn verdeeld, kan het vanzelfsprekend ook om combinaties van verschillende voorzieningen gaan. Het totaal van de projecten bepaalt immers wat de milieugevolgen zullen zijn.
Drempel mer-plicht
Niet van toepassing.
Besluit
Voor de auto- en motorracecircuits is de omgevingsvergunning milieubelastende activiteit het aangewezen besluit. Voor de andere projecten is het omgevingsplan het aangewezen besluit.
Bijlage V, kolom 1 | ||||
---|---|---|---|---|
Nr. | Categorie | Projecten | ||
A. Landbouw, bosbouw en aquacultuur | ||||
A1 | I, 17 | II, 1e | C14 en D14 | Installaties voor intensieve veehouderij |
A2 | II, 1b | D11.4 | Het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of seminatuurlijke gebieden voor intensieve landbouw | |
A3 | II, 1c | D13 | Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten | |
A4 | II, 1d | D27 | Eerste bebossing of ontbossing met als doel een andere ruimtelijke functie van de grond | |
A5 | II, 1f | D28 | Intensieve aquacultuur van vis | |
B. Winning van delfstoffen en oppervlaktedelfstoffen | ||||
B1 | I, 19 | II, 2a | C16.1, 16.4 en D16.1, 16.2 | Turfwinning, groeven en dagbouwmijnen |
B2 | II, 2c | C16.2 en D29.2 | Winning van mineralen door afbaggering van de zee-, meer- of rivierbodem | |
B3 | I, 14 | II, 2b, 2e, 13a | C17.2 en D17.1, 17.3 en 29.1 | Ondergrondse mijnbouw, inclusief oppervlakte-installaties |
B4 | II, 2d | D17.2 | Diepboringen, in het bijzonder:
met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit van de grond | |
C. Energie-industrie | ||||
C1 | I, 2a | II, 3a | C22.1 en D22.1, 22.6 | Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties voor de productie van elektriciteit, stoom of warm water |
C2 | II, 3i | C22.2 en D22.2 | Windparken | |
C3 | I, 2b, II, 13a | C22.3 en D22.3 | Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren, met uitzondering van onderzoekinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 kW (thermisch) | |
C4 | I, 3a, II, 13a | C22.4 en D22.4 | Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen | |
C5 | I, 3b, II, 13a | C22.5, 23 en D22.5, 23.1 | Installaties voor:
| |
C6 | II, 3g | D23.2 | Installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval, anders dan genoemd in C5 | |
C7 | II, 3f | D29.3 | Industrieel briketteren van steenkool of bruinkool | |
C8 | II, 3h | D31 | Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie | |
D. Productie en verwerking van metalen | ||||
D1 | I, 4a, II, 13a | C21.3 en D21.3 | Geïntegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en staal | |
D2 | I, 4b, II, 13a | C21.4 en D21.4 | Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische of elektrolytische procedés | |
D3 | II, 4a | D21.3 | Installaties voor de productie van ruwijzer of staal, met inbegrip van continugieten | |
D4 | II, 4b | D32.2 | Installaties voor verwerking van ferrometalen door:
| |
D5 | II, 4c | D32.4 | Smelterijen van ferrometalen | |
D6 | II, 4d | D32.1 | Installaties voor het smelten, met inbegrip van het legeren, van non-ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, en met inbegrip van terugwinningsproducten | |
D7 | II, 4e | D32.3 | Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door een elektrolytisch of chemisch procedé | |
D8 | II, 4f | D32.5 | Installaties voor het vervaardigen van motorvoertuigen of motoren voor motorvoertuigen of het assembleren van motorvoertuigen | |
D9 | II, 4g | D32.6 | Installaties voor het bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van de oppervlakte van metalen schepen | |
D10 | II, 4h | D32.7 | Installaties voor de bouw of reparatie van luchtvaartuigen | |
D11 | II, 4i | D32.8 | Spoorwegmaterieelfabrieken | |
D12 | II, 4j | D32.9 | Uitstampen van metalen door springstoffen | |
D13 | II, 4k | D21.2 | Installaties voor het roosten of sinteren van ertsen | |
E. Minerale industrie | ||||
E1 | I, 5, II, 13a | II, 5c | C21.5 en D21.5 | Installaties voor de winning van asbest |
E2 | I, 5 | II, 5c | C21.5 en D21.5 | Installaties voor de bewerking of verwerking van asbest of asbesthoudende producten of de vervaardiging van asbesthoudende producten |
E3 | II, 5b | D30 | Installaties voor de vervaardiging van cement | |
E4 | II, 5d | D33 | Installaties voor het vervaardigen van glas met inbegrip van glasvezels | |
E5 | II, 5e, 11g | D46 | Installaties voor het smelten van minerale stoffen, met inbegrip van installaties voor de fabricage van mineraalvezels | |
E6 | II, 5f | D47 | Installaties voor de vervaardiging van keramische producten door bakken, in het bijzonder dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of porselein | |
F. Chemische industrie en raffinage | ||||
F1 | I, 1, II, 13a | C21.1 en D21.1 | Raffinaderijen van ruwe aardolie, met uitzondering van bedrijven die alleen smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen | |
F2 | I, 1 | II, 13a | C26 en D26 | Installaties voor vergassing en vloeibaarmaking van steenkool of bitumineuze schisten |
F3 | I, 6, II, 13a | C21.6 en D21.6 | Geïntegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: a. organische basischemicaliën; b. anorganische basischemicaliën; c. fosfaat, stikstof of kalium houdende meststoffen (enkelvoudige of samengestelde meststoffen); d. basisproducten voor gewasbeschermingsmiddelen en van biociden, als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving; e. farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procedé; of f. explosieven | |
F4 | II, 5a | D21.2 | Cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool) | |
F5 | II, 6a | D34.4 | Behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën | |
F6 | II, 6b | D34.1, 34.2, 34.3, 34.5 | Productie van gewasbeschermingsmiddelen of van biociden als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren of peroxiden | |
G. Voedingsmiddelenindustrie | ||||
G1 | II, 7a | D35.a | Vervaardiging van plantaardige of dierlijke oliën of vetten | |
G2 | II, 7b | D35.c | Conservenfabrieken voor dierlijke of plantaardige producten | |
G3 | II, 7c | D36 | Zuivelfabrieken | |
G4 | II, 7d | D37.1, 37.2 | Bierbrouwerijen of mouterijen | |
G5 | II, 7e | D38.2, 38.3 | Suikerwaren- of siroopfabrieken | |
G6 | II, 7i | D38.1 | Suikerfabrieken | |
G7 | II, 7g | D40 | Zetmeelfabrieken | |
G8 | II, 7h | D35.b | Vismeel- of visoliefabrieken | |
G9 | II, 7f | D39.1 | Installaties voor het slachten van dieren | |
H. Overige industrie | ||||
H1 | I, 18a, II, 13a | C20.1 en D20.1 | Industriële installaties voor het vervaardigen van papierpulp uit hout of andere vezelstoffen | |
H2 | I, 18b | II, 8a | C20.2 en D20.2 | Industriële installaties voor het vervaardigen van papier of karton |
H3 | II, 8d | D20.3 | Installaties voor het vervaardigen en bewerken van celstof of papierstof | |
H4 | II, 8b | D41.1 | Installaties voor de voorbehandeling of het verven van vezels of textiel | |
H5 | II, 8c | D41.2 | Installaties voor het looien van huiden | |
H6 | II, 9 | D34.5 | Vervaardiging en behandeling van producten op basis van elastomeren | |
H7 | II, 11f | D32.7 | Testbanken voor motoren, turbines of reactoren | |
H8 | II, 11h | D45 | Installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve stoffen | |
I. Opslag | ||||
I1 | I, 23 | II, 3j | C8.3 en D8.3 | Installaties voor het afvangen van CO2-stromen voor geologische opslag op grond van richtlijn geologische opslag van kooldioxide |
I2 | I, 22, II, 13a | C8.2 en D8.2 | Opslaglocaties op grond van richtlijn geologische opslag van kooldioxide | |
I3 | I, 21 | II, 6c | C25 en D25.1 | Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten |
I4 | II, 3c, 3e | D25.2, 25.4 | Bovengrondse opslag van aardgas of fossiele brandstoffen | |
I5 | II, 3d | D25.3 | Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen | |
J. Infrastructuur en ruimte | ||||
J1 | I, 7b, 7c, II, 13a | II, 10e | C1.2, 1.3 en D1.1, 1.2 | Wegen |
J2 | I, 7a, II, 13a | II, 10c | C2 en D2.1 | Spoorwegen en faciliteiten voor de overlading tussen vervoerswijzen en van overladingsstations |
J3 | II, 10h | D2.2 | Tramrails, boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en gelijksoortige bijzondere constructies | |
J4 | I, 8a | II, 10f | C3 en D3.1 | Binnenvaarwegen |
J5 | I, 8a, 8b | II, 10e | C4ab en D4abc | Havens:
|
J6 | I, 8b | II, 10e | C4c en D4d | Een met het land verbonden en buiten een haven gelegen pier voor lossen en laden, met uitzondering van pieren voor veerboten |
J7 | I, 7a | II, 10d | C6.1 en D6.1, 6.2 | Luchthavens |
J8 | I, 20 | II, 3b | C24 en D24.1, 24.2 | Hoogspanningsleidingen |
J9 | I, 16 | II, 3b, 10i | C8.1 en D8.1, 8.4 | Buisleidingen voor:
|
J10 | II, 10a | D11.3 | Industrieterrein | |
J11 | II, 10b | D11.2 | Stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen | |
J12 | II, 1a | D9 | Landinrichtingsprojecten | |
J13 | II, 1g | D5 | Landwinning in zee | |
K. Waterbeheer | ||||
K1 | I, 11 | II, 10l | C15.1 en D15.2 | Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater |
K2 | I, 12 | II, 10m | C19.1, 19.2 en D19 | Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden, met uitzondering van overbrenging van via leidingen aangevoerd drinkwater |
K3 | I, 15 | II, 10g | C15.2 en D15.3 | Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of voor de langere termijn opslaan van water |
K4 | II, 10f | D3.2 | Werken voor kanalisering en werken ter beperking van overstromingen | |
K5 | II, 10j | D48 | Aquaducten over lange afstand | |
K6 | II, 10k | D12 | Kustwerken om erosie te bestrijden of maritieme werken die de kust kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, havenhoofden of van andere kustverdedigingswerken, met uitzondering van het onderhoud en herstel van deze werken | |
K7 | II, kop | D49.1 | Wijziging in de Maatgevende Peil Verwachting voor de sluiting van de Oosterscheldekering | |
K8 | II, kop | D49.2 | Wijziging van het (streef-)peil in:
| |
K9 | II, kop | D49.3 | Structurele verlaging van het (streef-)peil van een oppervlaktewater | |
L. Afval- en afvalwaterbeheer | ||||
L1 | I, 9, II, 13a | C18.2 en D18.1, 18.6 | Installaties voor de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen | |
L2 | I, 10 | II, 11b | C18.4 en D18.1, 18.3, 18.7 | Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen |
L3 | I, 13 | II, 11c | C18.6 en D18.4 | Rioolwaterzuiveringsinstallaties |
L4 | II, 11d | D18.3 | Slibstortplaatsen | |
L5 | II, 11e | D18.8 | Opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken | |
L6 | II, 11i | D39.2 | Installaties voor het verwerken van kadavers of delen van kadavers van landbouwhuisdieren als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving, die niet door slachting voor menselijke consumptie zijn gedood, met het doel deze te verwijderen | |
M. Toerisme en recreatie | ||||
M1 | II, 12a | D10a | Skihellingen, skiliften, kabelbanen en bijbehorende voorzieningen | |
M2 | II, 12b | D10b | Jachthavens | |
M3 | II, 12c | D10c | Vakantiedorpen of hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen | |
M4 | II, 12d | D10d | Permanente kampeer- of caravanterreinen | |
M5 | II, 12e | D10e | Themaparken | |
M6 | II, 11a | D43 | Permanente race- of testbanen voor gemotoriseerde voertuigen |
Voetnoten
Zie artikel 3.200, lid 3, van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Er is gekozen voor ‘groeve’ in plaats van ‘steengroeve’ omdat uit zowel de Engelse (quarry) als de Franse (carrière) versie van de mer-richtlijn kan worden afgeleid dat het ook om bijvoorbeeld een zand- of kleigroeve kan gaan en niet alleen om een ‘steengroeve’.
Interpretation of definitions of project categories of annex I and II of the EIA Directive http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/cover_2015_en.pdf
Zie hiervoor ook de toelichting in de guidance van de Europese Commissie op categorie 24 van Bijlage I bij de mer-richtlijn: http://ec.europa.eu/environment/eia/pdf/cover_2015_en.pdf.
De genoemde gebieden zijn in de Wet natuurbescherming opgenomen onder artikel 2.1 (Natura 2000- gebied), artikel 1.12, derde lid (een bijzonder provinciaal natuurgebied) en artikel 2.11 (bijzonder nationaal natuurgebied).
Arrest van het Hof van Justitie van 23 november 2006, C-486/04.
Zie hiervoor bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: 201508301/2/A1.
Arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2013, C-113/12.