Einde inhoudsopgave
Wet windenergie op zee
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
- Vakgebied(en)
Energierecht / Energieopwekking
1.
Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, een kavelbesluit nemen.
2.
Een kavel kan slechts worden aangewezen binnen gebieden die in het nationaal waterprogramma, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder e, van de Omgevingswet, zijn aangewezen als voor windenergie geschikte gebieden. Het tracé voor de aansluitverbinding tussen het windpark en het aansluitpunt wordt niet verder aangewezen dan tot de laagwaterlijn, bedoeld in de artikelen 1, tweede lid, en 2, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee .
3.
Onze Minister betrekt bij de afweging tot het nemen van een kavelbesluit:
- a.
de vervulling van maatschappelijke functies van de zee, waaronder het belang van een doelmatig ruimtegebruik van de zee;
- b.
de gevolgen van een aanwijzing voor derden;
- c.
het milieu belang, waaronder het ecologisch belang met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5 en 7;
- d.
de kosten om een windpark in het gebied te realiseren;
- e.
het belang van een doelmatige aansluiting van een windpark op een aansluitpunt.
4.
Op de voorbereiding van een kavelbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht door een ieder.