Einde inhoudsopgave
Besluit kwaliteit leefomgeving
Artikel 4.29 (gemeentelijke programmatische aanpak stikstof)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-12-2020, Stb. 2021, 22 (uitgifte: 21-01-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Het college van burgemeester en wethouders kan een programma vaststellen dat:
- a.
betrekking heeft op bestaand stedelijk gebied, een bestaand bedrijventerrein of een haven- en industriegebied;
- b.
gericht is op:
- 1°
een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van dat gebied; en
- 2°
vermindering van de stikstofdepositie door activiteiten in dat gebied op voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden;
- c.
bepalingen bevat over de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit die stikstofdepositie op daarvoor gevoelige natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000-gebied veroorzaakt; en
- d.
in voorkomend geval voorziet in verdeling van de ruimte voor stikstofdepositie die er gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, bedoeld in artikel 3.58, eerste lid, is over de Natura 2000-activiteiten in het gebied waarop het programma betrekking heeft.
2.
Het programma wordt alleen vastgesteld als:
- a.
het op grond van artikel 3.15 van de wet is aangewezen;
- b.
voor Natura 2000-activiteiten waarop het programma betrekking heeft op grond van een passende beoordeling als bedoeld in artikel 8.74b de zekerheid is verkregen dat deze activiteiten de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet aantasten;
- c.
is voorzien in een zodanige monitoring en bijsturing van het programma, dat de uitkomst van de beoordeling, bedoeld onder b, op het moment van de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor die activiteiten redelijkerwijs nog steeds aan die beslissing ten grondslag kan worden gelegd; en
- d.
de vaststelling gezamenlijk met gedeputeerde staten gebeurt.