Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2021/1883 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad
Artikel 18 De status van EU-langdurig ingezetene voor houders van een Europese blauwe kaart
Geldend
Geldend vanaf 17-11-2021
- Bronpublicatie:
20-10-2021, PbEU 2021, L 382 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: 2021/1883)
- Inwerkingtreding
17-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2021, PbEU 2021, L 382 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: 2021/1883)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
1.
Richtlijn 2003/109/EG is van toepassing, onder voorbehoud van de in dit artikel neergelegde afwijkingen.
2.
In afwijking van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2003/109/EG mag een houder van een Europese blauwe kaart die gebruik heeft gemaakt van de in artikel 21 van deze richtlijn geboden mogelijkheid, de perioden van verblijf in verschillende lidstaten cumuleren om tot de vereiste verblijfsduur te komen, mits die houder van een Europese blauwe kaart het volgende heeft gecumuleerd:
- a)
het uit hoofde van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2003/109/EG vereiste aantal jaren legaal en ononderbroken verblijf als houder van een Europese blauwe kaart, een nationale verblijfsvergunning voor een hooggekwalificeerde baan, een vergunning als onderzoeker of, waar passend, een toelating als student overeenkomstig artikel 4, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2003/109/EG of als persoon die internationale bescherming geniet op het grondgebied van de lidstaten, en
- b)
een legaal en ononderbroken verblijf van twee jaar als houder van een Europese blauwe kaart op het grondgebied van de lidstaat waar de aanvraag voor de verblijfsvergunning als EU-langdurig ingezetene wordt ingediend onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de desbetreffende aanvraag.
3.
Voor de berekening van de periode van het legaal en ononderbroken verblijf in de Unie, als bedoeld in lid 2, punt a), van dit artikel, en in afwijking van artikel 4, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2003/109/EG, vormen perioden van afwezigheid van het grondgebied van de betrokken lidstaat geen onderbreking van de periode van het legaal en ononderbroken verblijf in de Unie, indien zij minder dan twaalf opeenvolgende maanden duren en in totaal niet langer zijn dan 18 maanden binnen die periode.
4.
In afwijking van artikel 9, lid 1, punt c), van Richtlijn 2003/109/EG verlengen de lidstaten de toegestane periode van afwezigheid van het grondgebied van de Unie gedurende welke een EU-langdurig ingezetene die houder is van een verblijfsvergunning voor lange duur voorzien van de in artikel 19, lid 2, van deze richtlijn bedoelde opmerking en zijn gezinsleden die de status van EU-langdurig ingezetene hebben verkregen, afwezig mogen zijn, tot 24 opeenvolgende maanden.
5.
Artikel 16, lid 1, punt f), artikel 16, lid 3, artikel 20 en, indien toepasselijk, de artikelen 17 en 22 zijn van toepassing op de houder van een verblijfsvergunning voor lange duur met de in artikel 19, lid 2, bedoelde opmerking.
6.
Indien een EU-langdurig ingezetene die houder is van een verblijfsvergunning voor lange duur met de in artikel 19, lid 2, van deze richtlijn bedoelde opmerking zijn recht uitoefent om naar een tweede lidstaat te verhuizen op grond van hoofdstuk III van Richtlijn 2003/109/EG, is artikel 14, leden 3 en 4, van die richtlijn niet van toepassing. De tweede lidstaat kan maatregelen toepassen overeenkomstig artikel 21, lid 8, van deze richtlijn.