Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2021/1883 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad
Artikel 20 Kortetermijnmobiliteit
Geldend
Geldend vanaf 17-11-2021
- Bronpublicatie:
20-10-2021, PbEU 2021, L 382 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: 2021/1883)
- Inwerkingtreding
17-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-10-2021, PbEU 2021, L 382 (uitgifte: 28-10-2021, regelingnummer: 2021/1883)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
1.
Indien een onderdaan van een derde land houder is van een geldige Europese blauwe kaart die is afgegeven door een lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast en die onderdaan van een derde land gedurende 90 dagen in een periode van 180 dagen in een of meer tweede lidstaten binnenkomt en verblijft om er een werkactiviteit uit te oefenen, mag de tweede lidstaat geen andere vergunning vereisen voor de uitoefening van die activiteit dan de Europese blauwe kaart.
2.
Een onderdaan van een derde land die houder is van een geldige Europese blauwe kaart die is afgegeven door een lidstaat die het Schengenacquis niet volledig toepast, heeft het recht om in een periode van 180 dagen maximaal 90 dagen in een of meer tweede lidstaten binnen te komen en te verblijven om er een werkactiviteit uit te oefenen op grond van de Europese blauwe kaart en een geldig reisdocument. Indien de houder van een Europese blauwe kaart een binnengrens overschrijdt waar de controles nog niet zijn opgeheven, naar een tweede lidstaat die het Schengenacquis volledig toepast, kan de tweede lidstaat van de houder van een Europese blauwe kaart vereisen dat hij het zakelijke doel van het verblijf aantoont. De tweede lidstaat mag voor het uitoefenen van de werkactiviteit geen andere vergunning vereisen dan de Europese blauwe kaart.