Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:280c [Ontheffing van goedkeuringsvereiste]
Geldend
Geldend vanaf 19-10-2021
- Bronpublicatie:
29-09-2021, Stb. 2021, 463 (uitgifte: 12-10-2021, kamerstukken: 35783)
- Inwerkingtreding
19-10-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-10-2021, Stb. 2021, 478 (uitgifte: 18-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank verleent, onder gelijktijdige aanwijzing van een bank die deel uitmaakt van dezelfde groep als de holding als verantwoordelijk voor de naleving van de vereisten die gelden op geconsolideerde basis, op aanvraag ontheffing van artikel 3:280a indien er naar haar oordeel geen belemmering is voor doeltreffend toezicht op geconsolideerde basis op de groep waarvan de holding deel uitmaakt en de aanvrager aantoont dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- a.
de hoofdactiviteit van de financiële holding of de hoofdactiviteit van de gemengde financiële holding met betrekking tot banken of financiële instellingen is het verwerven van deelnemingen in dochterondernemingen;
- b.
de financiële holding of gemengde financiële holding is niet aangewezen als een af te wikkelen entiteit in een van de af te wikkelen groepen van de groep in overeenstemming met de afwikkelingsstrategie bepaald door de bevoegde afwikkelingsautoriteit bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel 18, van de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen van de holding; en
- c.
de financiële holding of gemengde financiële holding neemt geen bestuurs-, operationele of financiële beslissingen die invloed hebben op de groep of op de dochterondernemingen van de groep indien dat banken, of financiële instellingen zijn.
2.
De aanvraag wordt ingediend bij de Europese Centrale Bank, de Nederlandsche Bank, of bij de Nederlandsche Bank en de toezichthoudende instantie van een andere lidstaat al naar gelang de bevoegdheidsverdeling in artikel 3:280a, onder opgave van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen gegevens.
3.
Indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden bedoeld in het eerste lid trekt de Nederlandsche Bank de ontheffing in.
4.
De Nederlandsche Bank maakt een besluit als bedoeld in het eerste of derde lid bekend aan de holding indien dat volgt uit artikel 21 bis, achtste of tiende lid, van de richtlijn.