Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 4.1299 (lucht: uitzondering emissiegrenswaarden)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
26-04-2022, Stb. 2022, 172 (uitgifte: 05-05-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-03-2021, Stb. 2021, 200 (uitgifte: 26-04-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
De emissiegrenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.1301 tot en met 4.1305, 4.1307 en 4.1308, gelden niet voor:
- a.
een stookinstallatie die volgens de omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit die daarvoor geldt, wordt gebruikt voor het onderzoeken, beproeven of demonstreren van experimentele verbrandingstechnieken of van technieken om de emissie van zwaveldioxide, stikstofoxiden of totaal stof te verminderen;
- b.
technische voorzieningen voor het zuiveren van afgassen door verbranding die niet als autonome stookinstallatie worden geëxploiteerd;
- c.
een stookinstallatie waar de gasvormige producten van het stookproces worden gebruikt voor het direct verwarmen, drogen of anderzijds behandelen van voorwerpen of materialen;
- d.
een stookinstallatie waar de gasvormige producten van het stookproces worden gebruikt voor het direct verwarmen met gas van binnenruimten om de omstandigheden op de arbeidsplaats te verbeteren; en
- e.
een crematorium.
2.
De emissiegrenswaarden, bedoeld in de artikelen 4.1302 tot en met 4.1305, 4.1307 en 4.1308, gelden ook niet voor een stookinstallatie die niet meer dan 500 uur per jaar in bedrijf is, met uitzondering van een dieselmotor die wordt gebruikt voor het opwekken van elektriciteit als het openbare net beschikbaar is en geen geplande bedrijfsnoodzakelijke test wordt verricht.
3.
Voor het bepalen van het aantal uren dat een stookinstallatie per jaar in bedrijf is, bedoeld in het tweede lid, wordt het aantal uren dat een stookinstallatie in bedrijf is:
- a.
maandelijks geregistreerd; of
- b.
halfjaarlijks geregistreerd, als de stookinstallatie ligt op een offshore oliewinningsplatform of gaswinningsplatform.
4.
Bij tijdelijke of definitieve vervanging van een installatie als bedoeld in het tweede lid, is de totale gezamenlijke bedrijfstijd van de installaties in het jaar van vervanging niet meer dan 500 uur.