Einde inhoudsopgave
Besluit activiteiten leefomgeving
Artikel 4.1311 (lucht: meetplicht en uitzondering meetplicht)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
22-08-2022, Stb. 2022, 320 (uitgifte: 24-08-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
07-12-2020, Stb. 2020, 532 (uitgifte: 22-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Er wordt periodiek of continu gemeten of aan de emissiegrenswaarden voor stikstofoxiden, zwaveldioxide, onverbrande koolwaterstoffen, ammoniak en totaal stof wordt voldaan.
2.
De emissieconcentratie van stikstofoxiden, zwaveldioxide, onverbrande koolwaterstoffen en totaal stof van een stookinstallatie:
- a.
wordt continu gemeten als emissiereductietechnieken worden toegepast; of
- b.
wordt periodiek gemeten als een logboek wordt bijgehouden waaruit blijkt dat de emissiereductietechnieken continu in bedrijf zijn en de emissiegrenswaarden die van toepassing zijn niet worden overschreden.
3.
De emissieconcentraties van stoffen waarvoor emissiegrenswaarden zijn vastgesteld, worden voor een vervangende stookinstallatie als bedoeld in artikel 4.1309 binnen vier weken na de inbedrijfstelling van die vervangende installatie periodiek gemeten.
4.
Het eerste tot en met het derde lid zijn niet van toepassing:
- a.
- b.
op het meten van zwaveldioxide als aan de betreffende emissiegrenswaarde wordt voldaan door brandstof te stoken met een bekend zwavelgehalte bij een stookinstallatie die niet is uitgerust met apparatuur voor het verminderen van de emissie van zwaveldioxide; en
- c.
op het meten van stikstofoxiden bij de verbranding van rie-biomassa of pellets gemaakt uit rie-biomassa in een ketel met een nominaal thermisch ingangsvermogen van minder dan 1 MW als er een meetrapport van de leverancier beschikbaar is waaruit blijkt dat met de ketel aan de emissiegrenswaarde voor stikstofoxiden, bedoeld in artikel 4.1303, wordt voldaan, en in de ketel de rie-biomassa wordt gestookt waarop dat rapport betrekking heeft.