Einde inhoudsopgave
Liquidatiewet ongevallenwetten
Artikel 10
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij de wet van 15-11-2012, Stb. 574.
- Bronpublicatie:
02-08-2012, Stb. 2012, 361 (uitgifte: 08-08-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2012, Stb. 2012, 329 (uitgifte: 18-07-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (12-07-2012, Stb. 328).
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid arbeidsongeschiktheid / Bijzondere onderwerpen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Degene, die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 4, 5 of 6, heeft — onverminderd het bepaalde in artikel 14 van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering en in artikel 17 — indien hij op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin een jaar na het ongeval, ter zake waarvan bedoelde uitkering is verleend, is verstreken, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, niet heeft bereikt, geen recht meer op die uitkering met ingang van de dag, volgende op de laatste dag van eerderbedoeld jaar.
2.
Het recht op een uitkering als bedoeld in artikel 7 van degene, die op de laatste dag van de maand, waarin de in dat artikel bedoelde ongeschiktheid intreedt, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, niet heeft bereikt, wordt omgezet, hetzij in een recht op een uitkering overeenkomstig het bepaalde in artikel 15 van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering, hetzij in een recht op een afkoopsom als bedoeld in artikel 17.
3.
Degene, die recht heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 7 en op de laatste dag van de maand, waarin de in dat artikel bedoelde ongeschiktheid intreedt, de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt, behoudt dat recht, indien en voor zolang hij dat recht zou hebben behouden, indien de in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c, genoemde wetten niet zouden zijn ingetrokken. Het bepaalde in artikel 6, vijfde lid, is van toepassing.