Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2016/797 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie
Artikel 14 Aanmelding van nationale voorschriften
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2016
- Bronpublicatie:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/797)
- Inwerkingtreding
15-06-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-05-2016, PbEU 2016, L 138 (uitgifte: 26-05-2016, regelingnummer: 2016/797)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Informatierecht / Europees informatierecht
Vervoersrecht / Railvervoer
Vervoersrecht / Europees vervoersrecht
1.
De lidstaten melden aan de Commissie en het Bureau in onderstaande gevallende in artikel 13, lid 2, bedoelde bestaande nationale voorschriften:
- a)
wanneer op 15 juni 2016 geen aanmelding is gedaan van het/de nationale voorschrift(en). In dat geval worden de nationale voorschriften uiterlijk op 16 december 2016 aangemeld;
- b)
iedere keer dat de voorschriften veranderen;
- c)
wanneer overeenkomstig artikel 7 een nieuw verzoek tot niet-toepassing van de TSI is ingediend;
- d)
wanneer nationale voorschriften na de bekendmaking of de herziening van de betrokken TSI overbodig worden.
2.
De lidstaten melden de volledige tekst van de in lid 1 bedoelde nationale voorschriften via de passende IT-instrumenten overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796.
3.
De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde nationale voorschriften, met inbegrip van de voorschriften betreffende de interfaces tussen de voertuigen en het netwerk, gemakkelijk en publiek toegankelijk zijn en zo zijn geformuleerd dat alle belanghebbenden ze begrijpen. Aan de lidstaten kan worden gevraagd aanvullende informatie over deze nationale voorschriften te verstrekken.
4.
De lidstaten mogen alleen in de volgende gevallen nieuwe nationale voorschriften vaststellen:
- a)
wanneer een TSI niet volledig aan de essentiële eisen beantwoordt;
- b)
als dringende preventieve maatregel, in het bijzonder na een ongeval.
5.
De lidstaten dienen het ontwerp van de nieuwe nationale voorschriften in bij het Bureau en de Commissie, via het passende IT-systeem overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796, op tijd en in ieder geval binnen de in artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde termijnen, voor overweging vóór de verwachte invoering van het voorgestelde nieuwe voorschrift in het nationaal rechtsstelsel, en zij motiveren de invoering van dat voorschrift. De lidstaten zorgen ervoor dat de ontwerptekst voldoende is uitgewerkt om het Bureau in staat te stellen zijn onderzoek overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2016/796 uit te voeren.
6.
Wanneer de lidstaten een nieuw nationaal voorschrift vaststellen, delen zij dat via de passende IT-instrumenten mee aan het Bureau en de Commissie overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796.
7.
In het geval van dringende preventieve maatregelen kunnen lidstaten een nieuw voorschrift onmiddellijk vaststellen en toepassen. Dat voorschrift wordt aangemeld in overeenstemming met artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) 2016/796 en overeenkomstig artikel 26, leden 1, 2, en 5, van die verordening aan de beoordeling van het Bureau onderworpen.
8.
Wanneer de lidstaten een nationaal voorschrift als bedoeld in lid 1 aanmelden, motiveren zij dat dat voorschrift noodzakelijk is om te voldoen aan een essentiële eis die niet reeds onder de betrokken TSI valt.
9.
Ontwerpen van nationale voorschriften en nationale voorschriften als bedoeld in lid 1 worden door het Bureau onderzocht overeenkomstig de procedure van de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) 2016/796.
10.
De Commissie bepaalt door middel van uitvoeringshandelingen de classificatie van de aangemelde nationale voorschriften in verschillende groepen met het doel de wederzijdse aanvaarding in verschillende lidstaten en het in de handel brengen van voertuigen, inclusief de compatibiliteit tussen vaste en mobiele apparatuur, te vergemakkelijken. Die uitvoeringshandelingen worden gebaseerd op de vooruitgang die door het Bureau wordt geboekt op het gebied van wederzijdse aanvaarding en worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 51, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
Het Bureau classificeert de op grond van dit artikel aangemelde nationale voorschriften overeenkomstig de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandelingen.
11.
Lidstaten kunnen beslissen om voorschriften en beperkingen van strikt plaatselijke aard niet aan te melden. In dat geval vermelden de lidstaten die voorschriften en beperkingen in de infrastructuurregisters bedoeld in artikel 49.
12.
Overeenkomstig dit artikel aangemelde nationale voorschriften vallen niet onder de kennisgevingsprocedure van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (1).
13.
Nationale voorschriften die niet overeenkomstig dit artikel zijn aangemeld, gelden niet voor deze richtlijn.
Voetnoten
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).