Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag)
Artikel 51
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 69 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Scheidsgerecht bestaat uit een permanente voorzitter en uit vier assessoren die voor elk afzonderlijk geschil zullen worden benoemd. Bij overlijden, aftreden of verhindering van de voorzitter wordt zijn functie door een plaatsvervanger waargenomen.
2.
De voorzitter en diens plaatsvervanger mogen niet de nationaliteit bezitten van een van beide Verdragsluitende Partijen. Zij mogen noch hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van beide Verdragsluitende Partijen hebben noch in hun dienst staan.
3.
Als voorzitter en als diens plaatsvervanger benoemen de Regeringen der Verdragsluitende Partijen in onderlinge overeensteming personen die voldoen aan de voorwaarden vereist om in hun eigen land de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of wel rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid op het gebied van het internationale recht.
4.
De ambtstermijnen van de voorzitter en diens plaatsvervanger bedragen vijf jaar, met uitzondering van de ambtstermijn van de eerste plaatsvervanger die na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt benoemd, welke termijn zes jaar bedraagt. De ambtstermijnen worden daarna telkens met vijf jaar verlengd, tenzij de Regering van een der Verdragsluitende Partijen aan de Regering van de andere Partij vóór het verstrijken van de ambtstermijn de wens te kennen geeft dat een andere voorzitter of plaatsvervanger wordt benoemd.
5.
Indien de Regeringen binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag geen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de voorzitter of diens plaatsvervanger, kan de President van het Internationale Gerechtshof te 's-Gravenhage, hetzij door beide Regeringen gezamenlijk, hetzij door een van hen, worden verzocht, de voorzitter of diens plaatsvervanger aan te wijzen. Indien de President verhinderd is zijn ambt uit te oefenen of indien hij de nationaliteit bezit van een van beide Verdragsluitende Partijen, geschiedt de aanwijzing van de voorzitter of de plaatsvervanger door de Vice-President of, indien ook deze verhinderd is of de nationaliteit bezit van een van beide Verdragsluitende Partijen, door het oudstbenoemde lid van het Internationale Gerechtshof dat niet de nationaliteit bezit van een van beide Verdragsluitende Partijen. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing indien de Regeringen na het verstrijken van de ambtstermijn geen overeenstemming kunnen bereiken over een nieuwe voorzitter of plaatsvervanger.
6.
Indien de voorzitter of diens plaatsvervanger niet meer voldoet aan een der in lid 2 genoemde vereisten of indien de voorzitter of diens plaatsvervanger om andere redenen voortijdig aftreedt, of overlijdt, wordt voor de resterende ambtstermijn een opvolger benoemd, die voldoet aan de voorwaarden van lid 2 en lid 3. Op de procedure bij de benoeming is lid 5 van overeenkomstige toepassing; ten aanzien van de verlenging van de ambtstermijn van de opvolger geldt het bepaalde in de tweede zin van lid 4.
7.
Zodra de voorzitter aan de Regeringen de in lid 3 van artikel 52 bedoelde mededeling doet, benoemt iedere Regering twee assessoren waarvan er een de nationaliteit heeft van een derde staat en noch zijn gewone verblijfplaats op het grondgebied van een van beide Verdragsluitende Partijen heeft, noch in hun dienst staat. Indien een Regering de door haar te benoemen assessoren niet binnen een maand na de in lid 3 van artikel 52 bedoelde mededeling heeft benoemd, kan de andere Regering de President van het Internationale Gerechtshof verzoeken, de ontbrekende assessor(en) te benoemen. De tweede zin van lid 5 is van overeenkomstige toepassing.
8.
Indien een assessor niet meer voldoet aan een der in lid 7 genoemde vereisten of indien een assessor om andere redenen aftreedt, of overlijdt, dient de opengevallen plaats onder overeenkomstige toepassing van lid 7 wederom te worden bezet.
9.
Het Scheidsgerecht bepaalt zelf de plaats waar het zijn zittingen houdt. Aan het Scheidsgerecht worden twee secretarissen toegevoegd, van wie iedere Regering er een benoemt.