Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag)
Slotprotocol bij het Eems-Dollardverdrag
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 69 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Bij de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding zijn de gevolmachtigden van beide Partijen over de volgende bepalingen tot overeenstemming gekomen en hebben zij de volgende verklaringen afgelegd:
Artikel 1
Ten aanzien van artikel 2 van het Verdrag bestaat overeenstemming dat het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de beveiliging van het hoofdvaarwater in de noordelijke toegang van het hoofdvaarwater tot de Bocht van Watum geen grotere diepte dan 4,5 meter bij het gemiddelde laagwater-springtij tot stand brengt. Artikel 4 van het Verdrag blijft onverlet.
Artikel 2
Het is het Koninkrijk der Nederlanden bekend dat de Bondsrepubliek Duitsland in volle zee voor de Eemsmonding bebakening verzorgt en onderhoudt; het brengt hiertegen geen bezwaren in.
Artikel 3
Iedere Verdragsluitende Partij zal bij het vervullen van haar taak uit hoofde van hoofdstuk 5 van het Verdrag verzoeken van de andere Partij om toestemming tot het winnen van zand, kiezel of schelpen of tot het storten van opgebaggerde grond in welwillende overweging nemen. Particulieren die zodanige verzoeken doen worden, wat hun nationaliteit betreft, op gelijke wijze behandeld.
Artikel 4
Het is het Koninkrijk der Nederlanden bekend dat de Bondsrepubliek Duitsland het voornemen heeft het Emder Vaarwater uit te diepen tot 8 meter bij het gemiddelde laagwater-springtij en met de hiervoor noodzakelijke waterbouwkundige werkzaamheden een aanvang heeft gemaakt. Het Koninkrijk der Nederlanden dient hiertegen geen bezwaren in, doch behoudt zich het recht voor aanspraken overeenkomstig artikel 24 van het Verdrag geldend te maken indien later mocht blijken dat deze werkzaamheden nadelige gevolgen hebben.
Artikel 5
Voor de toepassing van lid 4 van artikel 33 van het Verdrag worden personen die volgens het Duitse recht wettelijk gelijkgesteld zijn met Duitse onderdanen, als Duitse onderdanen behandeld.
Artikel 6
De bepalingen van dit Slotprotocol maken deel uit van het Eems-Dollardverdrag.
GEDAAN te 's-Gravenhage, 8 april 1960, in tweevoud, in de Nederlandse en de Duitse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.