Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot regeling van de samenwerking in de Eemsmonding (Eems-Dollardverdrag)
Artikel 33
Geldend
Geldend vanaf 01-08-1963
- Bronpublicatie:
08-04-1960, Trb. 1960, 69 (uitgifte: 18-07-1960, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-1963
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-07-1963, Trb. 1963, 114 (uitgifte: 01-01-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Douane (V)
Vervoersrecht / Zeevervoer
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Ten aanzien van de bevoegdheid der autoriteiten belast met toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften, der autoriteiten belast met de vervolging van strafbare feiten en der gerechten vindt artikel 32 overeenkomstige toepassing.
2.
Indien een strafvervolging niet door de bevoegde Verdragsluitende Partij kan worden doorgezet omdat de dader zich binnen het bereik van de andere Verdragsluitende Partij bevindt en niet kan worden uitgeleverd, gelden de algemene bepalingen van laatstgenoemde Partij betreffende de toepasselijkheid van het strafrecht en de bevoegdheid der autoriteiten.
3.
De opsporingsambtenaren van de niet-bevoegde Verdragsluitende Partij zijn ter afwending van een duidelijk onmiddellijk dreigend gevaar of op verzoek van de autoriteiten van de bevoegde Verdragsluitende Partij belast met toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften, bevoegd met inachtneming van de voorschriften van hun staat in de plaats van de opsporingsambtenaren van de bevoegde Partij
- a)
de nodige maatregelen te treffen die geen uitstel gedogen,
- b)
legitimaties en andere documenten te onderzoeken,
- c)
kentekenen van schepen te identificeren en
- d)
bewijsmiddelen veilig te stellen.
De opsporingsambtenaren zijn verplicht de autoriteiten van de bevoegde Verdragsluitende Partij belast met toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften onverwijld mededeling te doen van hun bevindingen alsmede hun eventuele processen-verbaal en andere bewijsstukken over te leggen. De volgens de voorschriften opgemaakte processen-verbaal hebben dezelfde rechtskracht als de door de overeenkomstige ambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij opgemaakte processen-verbaal.
4.
Indien door een uit hoofde van lid 3 optredende ambtenaar een persoon wordt gearresteerd, dient deze binnen 24 uur na de arrestatie te worden overgegeven aan de autoriteiten van de bevoegde Verdragsluitende Partij, tenzij die persoon de nationaliteit van de niet-bevoegde Partij bezit of aanspraak op politiek asiel doet gelden.
5.
De autoriteiten van iedere Verdragsluitende Partij belast met toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften zijn verplicht de autoriteiten van de andere Partij belast met toezicht op de naleving der wettelijke voorschriften mededeling te doen van bij de opsporing geconstateerde feiten en omstandigheden die voor de uitoefening van de dienst door die autoriteiten van belang zijn. De nationale voorschriften volgens welke voor het verstrekken van mededelingen een machtiging van andere autoriteiten nodig is blijven onverminderd van kracht.
6.
De strafrechtelijke bepalingen van de ene Verdragsluitende Partij ter bescherming van ambtenaren en hun ambtsverrichtingen geiden eveneens voor strafbare handelingen die worden begaan tegenover de uit hoofde van lid 3 optredende ambtenaren van de andere Partij.