Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 15-04-2024
- Bronpublicatie:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Inwerkingtreding
15-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-03-2024, PbEU L 2024, 2024/927 (uitgifte: 26-03-2024, regelingnummer: 2024/927)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Onverminderd andere in het nationale recht vervatte algemeen toepasselijke voorwaarden, verlenen de bevoegde autoriteiten een beheermaatschappij slechts een vergunning indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de beheermaatschappij heeft een aanvangskapitaal van ten minste 125 000 EUR, met inachtneming van het volgende:
- i)
wanneer de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000 EUR te boven gaat, moet de beheermaatschappij gehouden worden te voorzien in een extra bedrag aan eigen vermogen dat gelijk is aan 0,02 % van het bedrag waarmee de waarde in portefeuille van de beheermaatschappij 250 000 000 EUR te boven gaat, maar het totaal van het aanvangskapitaal en het extra bedrag mag evenwel 10 000 000 EUR niet te boven te gaan;
- ii)
voor de toepassing van dit lid worden de volgende portefeuilles geacht portefeuilles van de beheermaatschappij te zijn:
- —
beleggingsfondsen die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;
- —
beleggingsmaatschappijen waarvoor de beheermaatschappij de aangewezen beheermaatschappij is;
- —
andere instellingen voor collectieve belegging die door de beheermaatschappij worden beheerd, met inbegrip van portefeuilles waarvan zij het beheer heeft gedelegeerd maar met uitzondering van portefeuilles waarvan het beheer aan haar is gedelegeerd;
- iii)
ongeacht het bedrag van die vereisten mag het eigen vermogen van de beheermaatschappij op geen enkel moment minder bedragen dan het bedrag dat is voorgeschreven in artikel 13 van Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad (1);
- b)
de personen die de werkzaamheden van de beheermaatschappij feitelijk uitoefenen, staan als voldoende betrouwbaar bekend en beschikken over voldoende ervaring, ook met betrekking tot het type icbe dat door de beheermaatschappij wordt beheerd, waarbij de namen van die personen en van elke persoon die hen opvolgt onmiddellijk worden meegedeeld aan de bevoegde autoriteiten en over de uitoefening van de werkzaamheden van de beheermaatschappij wordt beslist door ten minste twee natuurlijke personen die aan dergelijke voorwaarden voldoen en die ofwel voltijds in dienst zijn bij die beheermaatschappij, ofwel uitvoerend lid zijn of leden van het leidinggevend orgaan van de beheermaatschappij, die zich voltijds inzetten voor de uitoefening van de werkzaamheden van de beheermaatschappij en in de Unie gevestigd zijn;
- c)
de vergunningsaanvraag gaat vergezeld van een programma van werkzaamheden waarin ten minste de organisatiestructuur van de beheermaatschappij wordt vermeld, alsook de personele en technische middelen die zullen worden ingezet om de werkzaamheden van de beheermaatschappij uit te oefenen, en informatie over de personen die het bedrijf van die beheermaatschappij daadwerkelijk leiden, waaronder:
- i)
een beschrijving van de rol, titel en rang van die personen;
- ii)
een beschrijving van de rapportagelijnen en verantwoordelijkheden van die personen binnen en buiten de beheermaatschappij;
- iii)
een overzicht van de tijd die elk van die personen aan elke verantwoordelijkheid besteedt;
- iv)
informatie over de wijze waarop de beheermaatschappij haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en haar verplichtingen uit hoofde van artikel 3, lid 1, artikel 6, lid 1, punt a), en artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad (2) wil nakomen, en een gedetailleerde beschrijving van de passende personele en technische middelen die de beheermaatschappij daarvoor zal inzetten;
- d)
zowel het hoofdkantoor als de statutaire zetel van de beheermaatschappij is in dezelfde lidstaat gevestigd;
- e)
door de beheermaatschappij wordt informatie verstrekt over de getroffen regelingen inzake de delegatie en subdelegatie van taken aan derden overeenkomstig artikel 13, die ten minste de volgende elementen omvat:
- i)
de wettelijke benaming en relevante identificatiecode van de beheermaatschappij;
- ii)
voor elke gedelegeerde:
- —
zijn wettelijke benaming en relevante identificatiecode,
- —
zijn rechtsgebied van vestiging, en
- —
in voorkomend geval, zijn toezichthoudende autoriteit;
- iii)
een gedetailleerde beschrijving van de personele en technische middelen die door de beheermaatschappij worden ingezet voor:
- —
het verrichten van dagelijkse portefeuillebeheertaken of risicobeheertaken binnen de beheermaatschappij, en
- —
de monitoring van de gedelegeerde taken;
- iv)
in verband met elk van de icbe's die zij beheert of voornemens is te beheren:
- —
een korte beschrijving van de gedelegeerde portefeuillebeheertaak, waarbij wordt aangegeven of dergelijke delegatie een gedeeltelijke of volledige delegatie is, en
- —
een korte beschrijving van de gedelegeerde risicobeheertaak, waarbij wordt aangegeven of dergelijke delegatie een gedeeltelijke of volledige delegatie is;
- v)
een beschrijving van de periodieke duediligencemaatregelen die de beheermaatschappij moet uitvoeren om de gedelegeerde taken te monitoren.
Met het oog op punt a van de eerste alinea kunnen de lidstaten beheermaatschappijen toestaan niet te voorzien in tot 50 % van het in punt i) bedoelde extra bedrag aan eigen vermogen indien zij voor hetzelfde bedrag een garantie genieten van een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is of in een derde land waar de kredietinstelling of verzekeringsonderneming onderworpen is aan prudentiële regels die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.
2.
Wanneer nauwe banden bestaan tussen de beheermaatschappij en andere natuurlijke of rechtspersonen, verlenen de bevoegde autoriteiten slechts vergunning indien deze nauwe banden de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken niet belemmeren.
De bevoegde autoriteiten weigeren ook de vergunning indien de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land die van toepassing zijn op een of meer natuurlijke of rechtspersonen met wie de beheermaatschappij nauwe banden heeft, of moeilijkheden in verband met de toepassing van die bepalingen, een belemmering vormen voor de juiste uitoefening van hun toezichthoudende taken.
De bevoegde autoriteiten verlangen van beheermaatschappijen dat zij hun de informatie verstrekken die zij nodig hebben om zich ervan te kunnen vergewissen dat doorlopend aan de in dit lid gestelde voorwaarden wordt voldaan.
3.
De aanvrager wordt er binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag door de bevoegde autoriteiten van in kennis gesteld of de vergunning toegekend dan wel geweigerd is. Weigering van een vergunning wordt met redenen omkleed.
4.
Zodra de vergunning is verleend, mag de beheermaatschappij onmiddellijk haar werkzaamheden aanvangen.
5.
De bevoegde autoriteiten mogen de vergunning die aan een onder deze richtlijn vallende beheermaatschappij is verleend, slechts intrekken indien deze maatschappij:
- a)
binnen een termijn van 12 maanden geen gebruik maakt van de vergunning, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven geen gebruik van de vergunning te zullen maken of de onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende werkzaamheid gedurende een periode van meer dan 6 maanden heeft gestaakt, tenzij de betrokken lidstaat voorschrijft dat in die gevallen de vergunning vervalt;
- b)
de vergunning heeft verworven door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
- c)
niet meer voldoet aan de voorwaarden waarop de vergunning is verleend;
- d)
niet meer voldoet aan Richtlijn 2006/49/EG indien de vergunning ook betrekking heeft op het in artikel 6, lid 3, onder a), van deze richtlijn bedoelde portefeuillebeheer op discretionaire basis;
- e)
de bij deze richtlijn vastgestelde bepalingen in ernstige mate of systematisch heeft overtreden, of
- f)
in een van de overige gevallen verkeert waarvoor de nationale voorschriften in intrekking voorzien.
6.
Om een consequente harmonisatie van dit artikel te garanderen, kan de ESMA ontwerpen voor technische reguleringsnormen opstellen om:
- a)
de informatie te bepalen die bij de bevoegde autoriteiten moet worden ingediend in de aanvraag voor de vergunning van de beheermaatschappij, inclusief het programma van werkzaamheden;
- b)
de voorschriften vast te leggen die van toepassing zijn op de beheermaatschappij in de zin van lid 2, alsook de informatie voor de in lid 3 bedoelde kennisgevingen;
- c)
de voorschriften te bepalen die van toepassing zijn op de aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, alsook de belemmeringen voor de effectieve uitoefening van de toezichtstaken van de bevoegde autoriteit, als bepaald in artikel 8, lid 1, van deze richtlijn en artikel 10, leden 1 en 2, van Richtlijn 2004/39/EG, in overeenstemming met artikel 11 van deze richtlijn.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid gedelegeerd de in de eerste alinea bedoelde technische regelgevingsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 op te stellen.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen om standaardformulieren, templates en procedures voor de kennisgeving of informatieverstrekking in de eerste alinea, onder a) en b) vast te stellen.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de derde alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
7.
De lidstaten verlangen dat de beheermaatschappijen de bevoegde autoriteiten van hun lidstaten van herkomst vooraf in kennis stellen van elke belangrijke wijziging in de voorwaarden waaronder de vergunning voor het eerst is verleend, met name belangrijke wijzigingen met betrekking tot de overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie.
Voetnoten
Verordening (EU) 2019/2033 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende prudentiële vereisten voor beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 575/2013, (EU) nr. 600/2014 en (EU) nr. 806/2014 (PB L 314 van 5.12.2019, blz. 1).
Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).