Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)
Artikel 51
Geldend
Geldend vanaf 17-09-2014
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht komt niet overeen met de te wijzigen tekst. Wordt toegepast vanaf 18-03-2016.
- Bronpublicatie:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 2014/91/EU)
- Inwerkingtreding
17-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-07-2014, PbEU 2014, L 257 (uitgifte: 28-08-2014, regelingnummer: 2014/91/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
1.
Een beheer- of beleggingsmaatschappij maakt gebruik van een risicobeheerprocedure die haar in staat stelt te allen tijde het risico van de posities en het aandeel daarvan in het totale risicoprofiel van de portefeuille van een icbe te bewaken en te meten. In het bijzonder vertrouwt zij niet uitsluitend of mechanisch op ratings, uitgegeven door ratingbureaus als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus 1., voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.
Zij volgt een procedure voor een accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten.
Zij doet de bevoegde autoriteiten van haar lidstaat van herkomst regelmatig voor elke door haar beheerde icbe mededeling met betrekking tot de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan derivatentransacties verbonden risico's te ramen.
De nationale bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle ingevolge lid 3 ontvangen informatie betreffende alle beheermaatschappijen en beleggingsondernemingen waarop zij toezicht houden, in geaggregeerde vorm kan worden ingezien door de ESMA overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1095/2010, en door de Europese Raad voor systeemrisico's (European Systemic Risk Board — ‘ESRB’), opgericht door Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's 2. overeenkomstig artikel 15 van die Verordening, zulks ten behoeve van het toezicht op systeemrisico's op Unieniveau.
2.
De lidstaten kunnen icbe's toestaan technieken en instrumenten met betrekking tot effecten en geldmarktinstrumenten toe te passen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij stellen, mits deze technieken en instrumenten worden gebezigd met het oog op een goed portefeuillebeheer.
Wanneer dit het gebruik van derivaten omvat, moeten genoemde voorwaarden en grenzen in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn.
De bedoelde technieken en instrumenten mogen er in geen geval toe leiden dat de icbe afwijkt van haar beleggingsdoelstellingen als vastgelegd in haar fondsreglement, statuten of prospectus.
3.
Een icbe zorgt ervoor dat haar totale risico in derivaten de totale nettowaarde van haar portefeuille niet overschrijdt.
Voor de berekening van het risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen. Dit geldt ook met betrekking tot de derde en vierde alinea.
Een icbe mag in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 52, lid 5, gestelde begrenzingen beleggen in financiële derivaten, mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal niet de in artikel 52 gestelde beleggingsbegrenzingen overschrijdt. De lidstaten mogen bepalen dat, indien een icbe in op een index gebaseerde derivaten belegt, die beleggingen niet voor de toepassing van de in artikel 52 bepaalde bovengrenzen behoeven te worden samengeteld.
Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, wordt het derivaat in aanmerking genomen voor de naleving van de in dit artikel gestelde eisen.
3 bis.
Met inachtneming van de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de icbe, houden de bevoegde autoriteiten toezicht op de toereikendheid van de kredietbeoordelingsprocessen van de beheer- of beleggingsmaatschappijen, beoordelen zij het gebruik van verwijzingen naar ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, in het beleggingsbeleid van de icbe, en moedigen zij, indien passend, de beperking van de impact van dergelijke verwijzingen aan, met als doel het verminderen van het uitsluitend en mechanisch vertrouwen op dergelijke ratings.
4.
Onverminderd de bepalingen van artikel 116 stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 112 bis maatregelen vast voor:
- a)
criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheer- of beleggingsmaatschappij overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 toegepaste risicobeheerprocedure;
- b)
gedetailleerde voorschriften voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten; en
- c)
gedetailleerde voorschriften betreffende de inhoud van en de procedure voor de kennisgeving van de informatie als bedoeld in de derde alinea van lid 1 aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de beheermaatschappij.
De criteria als bedoeld in de eerste alinea, punt a), beletten de beheer- of beleggingsmaatschappij uitsluitend of mechanisch te vertrouwen op ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.
5.
Om eenvormige voorwaarden voor de toepassingvan dit artikel te garanderen kan de ESMA ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen opstellen ter bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van de gedelegeerde handelingen die de Commissie vaststelt met betrekking tot de in lid 4 bedoelde criteria en regels.
Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend de in de eerste alinea bedoelde ontwerpen voor technische uitvoeringsnormen op te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.