Einde inhoudsopgave
Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen
Artikel 8a
Geldend
Geldend vanaf 25-10-2020
- Bronpublicatie:
15-09-2020, Stb. 2020, 367 (uitgifte: 02-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-10-2020, Stb. 2020, 393 (uitgifte: 23-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Energierecht (V)
In aanvulling op artikel 2, negende lid, en artikel 6a, tiende lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en artikel 8, veertiende lid, van de Warmtewet bepaalt de netbeheerder voor koude of de leverancier van warmte, rekening houdend met de functie en specifieke kenmerken van het gebouw, of de installatie van een individuele meter om het energieverbruik te meten technisch haalbaar of kostenefficiënt is, onderscheidenlijk installatie van individuele kostenverdelers kostenefficiënt is, aan de hand van:
- a.
de complexiteit van het leidingstelsel;
- b.
in hoeverre de meting een goede weergave geeft van het eigen verbruik;
- c.
in hoeverre de eindgebruiker invloed kan uitoefenen op het warmte- koudegebruik;
- d.
in hoeverre de besparing opweegt tegen de kosten van de meting aan de hand van de volgende formule: 0,15 * E * P > K + M
waarbij:
E = het gemiddelde energieverbruik van de laatste drie jaren naar rato verdeeld over het aantal eindgebruikers gecorrigeerd voor de graaddagen;
P = maximumprijs warmtelevering;
K = de gemiddelde jaarlijkse kapitaalkosten berekend op basis van een afschrijvingstermijn van 10 jaar en de discontorente;
M = jaarlijkse kosten van het uitlezen van de meetinrichtingen.