Einde inhoudsopgave
Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
27-10-2011, Stb. 2011, 511 (uitgifte: 08-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-10-2011, Stb. 2011, 511 (uitgifte: 08-11-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Energierecht (V)
1.
Indien een ander dan een netbeheerder een meetinrichting installeert in een geval als bedoeld in artikel 26ad, zesde lid, of 26ae, zevende lid, Elektriciteitswet 1998 onderscheidenlijk artikel 13d, zesde lid, of 13e, zevende lid, Gaswet, draagt die ander er zorg voor dat de meetinrichting die wordt geïnstalleerd aansluit bij het communicatiesysteem dat door de desbetreffende netbeheerder wordt gehanteerd, zodat de netbeheerder geen aanpassingen hoeft te verrichten om met de meetinrichting informatie te kunnen uitwisselen.
2.
Een meetinrichting wordt zodanig geïnstalleerd dat het functioneren ervan veilig is voor de afnemer, de aangesloten applicaties en de met de meetinrichting in verbinding staande apparaten.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de installatie en verzegeling van meetinrichtingen en de administratie in verband met het vervangen, installeren of verwijderen van meetinrichtingen.