Einde inhoudsopgave
Waterregeling
Artikel 7.11 [Bemonstering. Open meetsysteem]
Geldend
Geldend vanaf 22-12-2009
- Bronpublicatie:
07-12-2009, Stcrt. 2009, 19353 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1352)
- Inwerkingtreding
22-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2009, Stcrt. 2009, 19353 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: CEND/HDJZ-2009/1352)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
1.
Het aanzuigpunt van een open meetsysteem bevindt zich zo dicht mogelijk stroomafwaarts van de obstructie. Op het aanzuigpunt stroomt het afvalwater turbulent.
2.
Bij gebruik van vacuümmonstername-apparatuur is de aanzuigleiding zo kort mogelijk en onder afschot gelegd. De aanzuigleiding is beschermd tegen bevriezing en direct zonlicht. In de aanzuigleiding bevinden zich geen knikken of overbodige bochten. Het aanzuigpunt bevindt zich onder het vloeistofoppervlak.
3.
De diameter van alle doorstroomde delen van de monstername-apparatuur van het aanzuigpunt tot het punt waar het monster wordt afgeleverd in het monsterverzamelvat bedraagt minimaal 13 millimeter. Bij gebruik van vacuümmonstername-apparatuur bedraagt de gemiddelde aanzuigsnelheid minimaal 0,3 meter per seconde.
4.
Bij het afvoeren van het deelmonster naar het monsterverzamelvat wordt voorkomen dat het monster wordt belucht.